Hoe de vriendelijkheid van de Boeddha’s en Bodhisattva’s terugbetalen

 

Vanaf beginloze tijd hebben de Boeddha’s en Bodhisattva’s ons hun lichamen en levens gegeven om ons te groot te brengen.

 

De Boeddha’s en Bodhisattva’s zijn enkel met als doel om levende wezens te onderwijzen en te transformeren naar deze wereld gekomen. Zij maken gebruiken van de 84.000 Dharmadeuren om wezens te verzamelen waarmee ze verwantschappen hebben. Falen om de bezieling van vriendelijkheid, mededogen, gelukzaligheid en geven te begrijpen van de Boeddha’s en Bodhisattva’s keren we onze ruggen naar verlichting en rollen in de stof van onwetendheid. We jagen mooie dingen na, vergeten de belangrijke dingen en willen niet geboorte en sterven beëindigen of ontsnappen uit de Drie Rijken.

Iedereen weet dat de Drie Rijken net als ’n brandend huis zijn; er is geen vrede in hen. Maar toch vertoeven we in het brandende huis en zijn geheel niet bang, ook al weten we dat het niets anders bevat dan ellende.

De Boeddha’s en Bodhisattva’s zetten de Dharma uit een met als doel om ons te onderwijzen, maar jammer genoeg, begrijpen we hun intenties niet. We luisteren zonder te horen, en kijken zonder te zien; hun instructies gaan één oor in en één oor uit. We kiezen ervoor om onze levens verdooft door te brengen en om onze levens te verspillen aan te dromen, net als wandelende zombies. Ook al kunnen we zeggen dat we aan het cultiveren zijn, zoeken we niet naar het pad van ware verlichting.

Hoe kunnen we ware verlichting vinden? Het is heel makkelijk: zoek niets buiten. Het enigste dat je hoeft te doen is om je rug toe te keren naar onwetendheid en om terug te keren naar verlichting. Om om te draaien van de staat van verwarring is op zichzelf verlichting.

Als levende wezens in staat zouden zijn om hun onjuiste gedachten op te kunnen geven zouden zij verlicht worden en grote wijsheid verkrijgen. Maar levende wezens zijn niet bereid om me terug te keren. Zij verkiezen ervoor om op en neer te dobberen in de bittere zee van geboorte en sterven, denkende dat dit zielige bestaan de moeite waard is. Geconfronteerd met dit probleem hebben de Boeddha’s en Bodhisattva’s geen manier om levende wezens in staat te stellen om lijden te verlaten en gelukzaligheid te verkrijgen. Levende wezens zijn zo hevig verward dat zij niet in staat zijn om de principes van verlichting te kunnen begrijpen. Hun geaccumuleerde slechte gewoonten zijn zo overvloedig en geworteld die hun wijsheid verstikt. Daarom zijn ze niet in staat om onderscheid te maken tussen goed en fout, juist en onjuist, waar en vals.

Wanneer we eenmaal weten wat waar is moeten we het valse achter ons laten. Waarom zijn we verward? Dit komt doordat we beroofd zijn van wijsheid. Wegens het ontberen van ware wijsheid lopen levende wezens met hun hoofden tegen de muur waar ze ook heen gaan: als ze niet tegen de oost muur lopen, botsen ze tegen de west muur, of stoten ze hun hoofden tegen de noordelijke of zuidelijke muur. Ook al is er genoeg ruimte in het midden houden levende wezens vol om in de vier richtingen te rennen om hun hoofden tegen de muur te stoten. Dit is werkelijk zielig! Deze zielige levende wezens stoten hun hoofden totdat bloed over hun gezichten stromen. Maar toch weten ze niet dat ze naar binnen moeten reflecteren. Het maakt niet uit hoe toegewijd de Boeddha’s en Bodhisattva’s werken om ons te onderwijzen, door de Tripitaka (“Drie Pakhuizen”) en de Twaalf Divisies van de Boeddhadharma uit een te zetten, negeren we het simpelweg. Zij hebben deze ontelbare Dharmaschatten aan ons geschonken maar toch voelen we geen dankbaarheid; daardoor voelen de Boeddha’s en Bodhisattva’s erg moe. Waarom is dit? Levende wezens zijn werkelijk moeilijk om te bevrijden! De Boeddha’s en Bodhisattva’s putten zichzelf uit door hun inspanningen om ons te redden, maar toch blijven we ongeroerd; we gaan nog steeds door met het doen van ons eigen dingen, niet cultiveren, niet het handhaven van Voorschriften. Desondanks zijn de Boeddha’s en Bodhisattva’s niet ontmoedigd. Het maakt niet uit hoe moeilijk het is om levende wezens te bevrijden ze willen het nog steeds te doen. Zij willen meedogend alle levende wezens bevrijden. Hoe kunnen we hun vriendelijkheid terug betalen? Overdenk bijvoorbeeld de geloften van Ksitigarbha Bodhisattva, die zei,

 

Zolang de hellen niet leeg zijn,

Zal ik geen Boeddha worden.

Alleen wanneer alle levende wezens bevrijd zijn,

Zal ik ’n Boeddha worden.

 

Iedereen moet diepgaand de betekenis van deze woorden overdenken. Ga na hoe prachtig en groots deze geloften zijn! Zelfs zonder de Soetra te lezen, slechts door naar deze gelofte te luisteren, moeten we het gevoel hebben dat we diep verschuldigd zijn aan Ksitigarbha Bodhisattva en tot alle Boeddha’s en Bodhisattva’s voor hun meedogende en aandachtige bescherming voor ons.

Vanaf beginloze tijd hebben de Boeddha’s en Bodhisattva’s hun eigen lichamen en levens op gegeven om ons op te voeden. En daarom moeten we het besluit voor Bodhi voort brengen om hun vriendelijkheid terug te betalen, evenals de vriendelijkheid van onze ouders en leraren en die van hemel en aarde. We moeten zoeken naar Boeddhaschap en zweren om alle levende wezens te bevrijden. We moeten de Boeddha zijn meedogende vertegenwoordigers zijn in het verkondigen van de Dharma en het transformeren van wezens, de gemeenschap en het land dienen met ’n gevoel van rechtvaardigheid. Laat we altijd meedogend en rechtvaardig zijn, de Boeddhadharma propageren en de Boeddha zijn oorspronkelijke bedoeling uitvoeren met onze bescheidde inzet.

Waarom is het dat nadat de Boeddha’s Boeddha’s zijn geworden, ze nog steeds niet levende wezens vergeten en zweren om ons te bevrijden? Dit komt doordat alle levende wezens de Boeddhanatuur hebben en Boeddha’s kunnen worden. Echter realiseren levende wezens dit niet. Bedekt door hebzucht, haat, stomheid, onwetendheid, kwellingen en nutteloos denken kan hun ware wijsheid niet manifesteren. Daarvoor komen de Boeddha’s en Bodhisattva’s ons de weg tonen om verlichting te bereiken. Als we in overeenstemming kunnen cultiveren zullen we zeker wijsheid verkrijgen. We moeten herinneren en dankbaar zijn tot de Boeddha’s en Bodhisattva’s, evenals onze ouders en leraren. Mensen zijn gelijk gerangschikt aan hemel en aarde. We moeten onze kostbare levens niet verspillen. We moeten duidelijk de Boeddha’s en Bodhisattva’s hun intenties en de kracht van hun geloften herkennen zodat we onze menselijke levens niet ter vergeefs leven.

 

Een lezing gegeven op 9 Juli 1983

 

 

Naar volgende Dharmalezing

Terug naar Woorden van Wijsheid Volume 1