Uitmuntende grot van tienduizend heiligen
Waarom wordt de grot de “Uitmuntende grot van tienduizend heiligen” genoemd?
Ik heb daar veel van mijn vreemde en ongewone volgelingen heen gestuurd om te cultiveren en ik ben er zelf ook geweest. Zij [Vajra Zo-je-Wilt Vrouw] beoefende ijverig en verkreeg al snel spirituele krachten en kon mensen redden. Wanneer ze mensen redde wilde ze niet dat dat bekend werd, want goede daden doen met de hoop dat anderen het te weten komen zijn niet echt goed. Slechte daden doen in het geheim met de vrees dat anderen het te weten komen is werkelijk kwaadaardig.
Zo werd de voormalige demonvrouw één van de Boeddha’s volgelingen.
Waarom wordt de grot “de Voortreffelijke Grot van Tienduizend Heiligen” genoemd? Het wordt “voortreffelijk” genoemd omdat het drie ingangen heeft, die in elkaar gezichtsveld liggen. Het is als ‘n glazen kopje, omdat je van buiten naar binnen kunt kijken en van binnen naar buiten. De drie ingangen van de grot zijn onderling verbonden. In de grot is er ‘n tempel die gemaakt is van steen en hout, dat op de ruggen van geiten de steile berklippen op is gedragen. Eén geit kon twee stenen of één stuk hout per keer dragen. Bij de westelijke ingang van de grot is er ‘n andere grot die “de Grot van Lao Zi” wordt genoemd. Bij de oostelijke ingang van de grot is “de Grot met het Druppende Water”, waar genoeg water neer druppelt om de dorst te lessen van ‘n groep van tienduizend man en paarden. De grot achterin wordt “de Grot van Patriarch Ji” genoemd. Vernoemd naar Ji Xiaotang, ‘n Manchuriaan die ten tijde van de Ming dynastie vijf geesten temde. Eén van die geesten was de Zwarte Visgeest. De Zwarte Visgeest was ‘n ambtenaar van de Ming dynastie die Zwartje de Grote werd genoemd. Zijn achternaam was Zwart, maar hij was geen mens; hij was ‘n vis. Ji Xiaotang wist dit en was vastberaden om hem te vangen. Hij wist dat “Zwartje” op ‘n dag de berg zou passeren en wachtte hem op. Toen hij voorbij kwam zond Ji Xiaotang bliksem uit zijn handpalm en dode hem.
Niemand weet eigenlijk hoeveel grotten er in de Leifaberg zijn. Elke keer dat je ze telt is het aantal anders – vandaag tweeënzeventig, morgen drieënzeventig en misschien wel zeventig de dag daarna.
Er was eens ‘n man die erheen ging en twee mannen met lange baarden zag schaken. Toen hij kuchte zeiden de twee oude mannen tegen elkaar: “Hoe is hij hier gekomen?” en daarna ging de stenenpoort bij de ingang vanzelf dicht. De man knielde daar om hen naar de waarheid te vragen totdat hij uiteindelijk stierf. Zijn graf is nog steeds buiten de Stenen Deurgrot te zien. Zo oprecht zocht hij de waarheid!
Er zijn vele spirits en onsterfelijken in die berg. Eén heette Lee Mingfu, ’n meester in de vechtkunst en hij kon zo snel rennen als ‘n aap. Eens bezocht ik de grot vier uur in de ochtend en zag hem toen tot de Boeddha buigen. Zijn haar, dat hij nooit waste, werd met ‘n speld bij elkaar gehouden in ‘n knot die vijf tot zes pond woog. Zijn gelaat – ogen, neus en mond – en zijn lichaam waren erg klein, maar zijn lichaam was erg sterk. Hij kon in z’n eentje twee railsen optillen die zo zwaar waren dat normaal gesproken acht mensen nodig waren om er eentje te optillen; hij nam er één onder elke arm. Niemand wist hoe oud hij was of waar hij vandaan kwam. Hij was één van de vreemde figuren die ik daar tegenkwam.
Dit zijn niet verhaaltjes die ik verzin; ze zijn waar gebeurd. Als je ze geloof, is dat oké. Als je ze niet geloof, is dat ook goed. Je moet het helemaal zelf weten.