Druk met wat?
Vroeg opstaan en laat gaan slapen, wat houdt iedereen zo druk bezig? Levende wezens zijn moeilijk om te redden, het is heel erg zielig. Verward door de alledaagse wereld laten ze hun naturen ondersteboven draaien. Zelfs wanneer ze berispt worden en serieuze instructies krijgen leren ze hun lessen nog steeds niet.
De meeste mensen houden zich bezig door heel de dag te werken. Maar waarvoor? Voor wie? De vraag die voortkomt uit de voorgaande analyse is of dat we druk voor onszelf? Zijn we druk voor iemand anders? Zijn we druk voor het welzijn van anderen? De meeste mensen zouden het moeilijk vinden om deze vragen te beantwoorden. Sommige kunnen luchthartig doen en zeggen dat we “druk zijn met niets doen.”
Hoe raar het ook mag lijken, vele mensen doen dingen zonder werkelijk te weten waarom. Sommige mensen spenderen ieder moment dat ze wakker zijn aan hun bedrijf, tot aan het punt dat ze aan permanente slapeloosheid leiden. Ze zijn druk omwille van geld. Het zelfde gebeurd bij mensen die een studiebeurs najagen, land bebouwen, wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en andere beroepen. Als we in één van deze dingen willen slagen dan kunnen we niet zomaar doen wat we willen. We moeten naar onze werkgever luisteren. We moeten vroeg opstaan en laat gaan slapen. Zoals ’n passage van het Boek van Oden zegt,
De haan heeft al gekraaid!
De dagenraad is al aangebroken!
Oh! Het is niet de haan die gekraaid heeft
Het was slechts het gezoem van ’n vlieg.
Deze passage beschrijft ’n wijze en deugdzame keizer van weleer. Deze keizer sliep ’s nachts niet rustig. De hele nacht lang dacht hij aan niets anders dan de ochtend wanneer hij weer verder kon gaan met de aangelegenheden van die dag. In zijn verlangen dat de nacht voorbij was sliep hij zo licht dat hij opstond bij het horen van ’t gezoem van ’n vlieg omdat hij dacht dat het het gekraai was van ’n haan. Dit is ’n voorbeeld van druk zijn voor het welzijn van het volk. Er wordt gezegd, “Als er ’n man is met zegeningen, de bevolking zal hun vertrouwen in hem plaatsen.” Als er ’n humane leiders is die waardig en intelligent is zal het volk in staat zijn om hun wapens op te bergen, hun paarden op de vlakten te laten grazen en in vrede te leven. De keizer moet zelf echter vroeg opstaan en laat gaan slapen om voor de welvaart van de bevolking te werken. Hoe zou hij dat kunnen weigeren?
Wij die het Pad cultiveren moeten ook van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat druk bezig zijn, niet omwille van winst, noch omwille van roem, maar omwille van de Dharma. We moeten “de Boeddha’s zonder laksheid dienen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat.” We moeten ’s ochtends vroeg opstaan en ’s avonds laat gaan slapen, en iedere dag tot de Boeddha’s buigen en Soetra’s reciteren om onze toewijding en oprechtheid als Boeddhistische volgelingen te tonen. Het moet niet zo zijn dat we de juiste dingen zeggen maar dat onze harten vals zijn. Het moet niet zo zijn dat we kunnen praten maar niet kunnen beoefenen.
Wanneer we tot de Boeddha’s buigen moeten we ons met één enkel bewustzijn concentreren en met onze lichamen respect tonen. Buigen tot de Boeddha’s kan obstakels opheffen die gecreëerd zijn door onze overtredingen. Er wordt gezegd, “Door tot de Boeddha’s te buigen kunnen overtredingen opgeheven worden die zo talrijk zijn als de zandkorrels in de Ganges.” Het is maar goed dat overtredingen vormloos zijn. Want als het solide objecten waren zouden ze zoveel werelden vullen als de zandkorrels in de Ganges. Daarom moeten we van ’s ochtend vroeg tot ’s avonds laat tot de Boeddha’s buigen en de namen van de Boeddha’s reciteren om obstakels op te heffen die gecreëerd zijn door onze overtredingen. We moeten druk zijn omwille van de Dharma.
Maar de disposities van levende wezens zijn moeilijk te doorgronden. Bijvoorbeeld, als ze zoetigheid lekker vinden en je geef ze iets bitters zullen ze ongelukkig zijn. Maar aan de andere kant, wanneer je iets zoets geeft aan iemand die zure dingen lekker vindt zal diegene boos zijn. Zo zijn ze allemaal. Wanneer je niet ieder persoon z’n gesteldheid begrijpt zal je niet in staat zijn om mensen te redden. Enkel de wijsheid van de Boeddha is toereikend genoeg om bekend te zijn met de fundamentele naturen van levende wezens, en daarom, is de Boeddha in staat om iedereen de juiste onderrichting te bieden. Hij is constant in beweging, zwerft rond, zwoegt en ondergaat lijden om levende wezens te redden. Maar zelfs dat behaagt levende wezens niet. Ze weigeren nog steeds de onderrichtingen van de Boeddha’s en Bodhisattva’s te accepteren. “Levende wezens zijn moeilijk om te redden: het is heel erg zielig.” “Zielig” betekent diepe spijt tot het punt van tranen. Omdat levende wezens zo dwaas zijn eindigen ze heel erg ondersteboven, de Boeddha’s en Bodhisattva’s gebruiken onophoudelijk grote mededogen ten behoeven voor hen.
Waarom zijn levende wezens zo moeilijk om te redden? “Verward door de alledaagse maatschappij laten ze hun naturen ondersteboven draaien.” Dat is één reden. Gedurende ontelbare eeuwigheden zijn levende wezens heel erg vervuild geraakt door de zes verontreinigende zintuiglijke objecten. Ze wroetten onafgebroken in de zee van lijden, op en neer dobberend. Ze zien lijden aan als geluk en het valse als het echte. Daardoor zijn de mensen van vandaag de dag zo verstrikt geraakt in “mode,” zodat zelfs bij de huidige stijlen die onaantrekkelijk zijn en die tot ongewilde gevolgen kunnen leiden, ze hoe dan ook blijven concurreren om in de mode te blijven. Mensen weten niet dat de zee van lijden grenzeloos is, maar ’n draai met het hoofd is de andere oever. Neem militaire wapens bijvoorbeeld: mensen falen er niet alleen in om van ze af te komen, ze blijven zelfs zoeken om hun arsenalen te verbeteren. Grootte moeite wordt gedaan om nieuwe massavernietigingswapens te bedenken, die nog dodelijker zijn. Als dat niet ondersteboven is, wat dan wel?
Heiligen en wijze adviseurs waarschuwen ons oprecht, door herhaaldelijk hun vermaningen te herhalen om ons zielige wezens te begeleiden. Ze zijn net als ouders die hun kinderen discipline bijbrengen. Maar levende wezens negeren deze berichten alsof ze hen niet gehoord hebben, tot aan het punt dat ze duizenden methoden en honderden intriges gebruiken om hun overtredingen te verbergen zodat hun leraren en ouderlingen er niets van te weten zouden komen. “Zelfs wanneer ze berispt worden en serieuze instructies krijgen leren ze hun lessen nog steeds niet.”
Ah! Het talent die levende wezens bezitten om overtredingen te begaan is waarachtig eindeloos! De Boeddha’s en Bodhisattva’s vinden het moeilijk om ons zielige wezens te redden. Wat ’n treurige situatie!
Een lezing gegeven op de ochtend van 16 Juni 1958