De Dao

 

Als we terug willen keren naar de oorsprong, moeten we vanaf de Eén terug gaan naar de Nul. Wanneer we terug gaan naar de Nul, komen we erachter wie we zijn.

 

Vissen leven in het water, maar weten niet dat ze in het water zijn. Mensen worden omringd door lucht, maar kunnen de lucht niet zien. Ook al is de lucht onzichtbaar, kunnen we niet zeggen dat het niet bestaat. Vissen kunnen het water niet zien, maar ze kunnen buiten het water niet overleven. In het mensenrijk, is er lucht. In de hemelen, is er een spirituele energie, een spirituele aard. En in de toestand van de Boeddha’s, is er de Boeddha-aard. Ook al kunnen de Boeddha-aard en spirituele aard niet gezien worden, heiligen kunnen er niet zonder. Zonder die spirituele energie zouden de goden in de lagere rijken vallen. Zonder de Boeddha-aard zouden er geen Boeddha’s zijn. Dit zijn allemaal onbeschrijfelijk wonderbaarlijke toestanden. Wanneer we cultiveren, willen we de grote Dao cultiveren die geen vorm en gevoelens heeft, de grote Dao die naamloos is. Lao Zi zei in de Klassieker van Zuiverheid en Stilheid,

 

De grote Dao is vormloos; het voedt hemel en aarde.

De grote Dao is emotieloos; het beweegt de zon en

de maan in hun banen.

De grote Dao is naamloos; het zorgt ervoor dat

de ontelbare dingen groeien.

Ik weet niet hoe ik het moet omschrijven, zodoende

noem ik het enkel de Dao.

 

Op de bovenkant van het Chinese karakter voor Dao staan twee korte strepen die yin en yang representeren. Deze twee strepen zijn de inversie van de twee strepen die het karakter voor “persoon” vormen. Dit geeft aan dat een persoon die de Dao wilt te cultiveren een inversie moet ondergaan. Hij moet tegen de stroming ingaan. Meegaan met de stroming is wat geboorte en sterven instand houdt; er tegenin gaan leidt naar Nirvana. Het karakter voor “ertegen ingaan” heeft ook deze twee strepen aan de bovenkant die “persoon” voorstellen. Iedereen moet zelf beslissen of hij met de stroming meegaat of er tegenin gaat.

 

Onder de twee bovenste strepen in het karakter “Dao” is er een horizontale lijn –  het karakter voor “Eén.” Waar vinden we de Dao om mens te zijn? We beginnen met Eén, de basissubstantie van alle nummers. Waar kwam de Eén vandaan? Uit de Nul. De Nul heeft geen binnen of buiten, geen begin of einde; het veegt alle dharma’s weg en is gescheiden van alle kenmerken. “Vergroot het, en het vult het universum; rol het op, en het verstopt zich in het geheim.” De Nul is het begin van alle dingen. Om het nog helderder te zeggen, de Nul is onze inherente Boeddha-aard. Het is de grote, heldere, perfecte schatkist van licht. Het kan kleiner zijn dan een stofkorrel, of groter dan het Dharmarijk. Het kan oneindig groot en oneindig klein zijn; het heeft geen beperkingen.

 

Wanneer mensen de regels niet opvolgen, breekt de Nul open en wordt het de Eén. Wanneer er enkel de Nul is, zijn er geen nummers. De nummers beginnen met Eén. In het begin is er alleen maar de ronde, heldere cirkel, en dan verandert het in de Eén, die zowel yin als yang is. “Eén yin en één yang vormen de Dao. Overmatig yin of overmatig yang veroorzaakt ziekten.”

 

Het middelste deel van het karakter Dao bevat het karakter voor “zelf.” Cultivatie van de Dao moet beginnen met Eén en met het zoeken naar zijn eigen zelf. Het karakter voor “zelf” heeft het karakter van “oog” in zich. Dit zegt ons om naar binnen te kijken, om onze ogen naar binnen te richten en om niet naar buiten te kijken.

 

Tot slot, beeld het symbool linksonder van het karakter “Dao” “lopen” uit. Door al deze elementen samen te voegen krijgen we het karakter “Dao” – “Pad.” Het wordt alleen de Dao, of het Pad, wanneer het bewandelt wordt. Een pad gaat van de ene plaats naar de andere. Mensen vormen een pad door het te bewandelen; om het spirituele pad te bewandelen, moeten we met serieuze inspanning beoefenen. Als we naar de oorsprong terug willen keren, moeten we vanaf de Eén terugkeren naar de Nul.

 

Wanneer de Nul is verkregen,

Zijn alle dingen volbracht.

 

Wanneer we terugkeren naar de Nul komen we erachter wie we zijn.

 

Een lezing gegeven op 10 Oktober 1982

 

 

Naar volgende Dharmalezing

Terug naar Woorden van Wijsheid Volume 1