De Boeddha spreekt de Uiteindelijke Uitsterving
van de Dharma Soetra
De originele tekst komt van de Sengyou Archief, en is vertaald door een anonieme vertaler.
De Nederlandse vertaling is gebaseerd op de Engelse tekst vertaald
door de Buddhist Text Translation Society.
Zo heb in gehoord. Op een moment was de Boeddha in de staat van Kushinagara. De Tathāgata stond op het punt om over drie maanden nirvāṇa te betreden. De bhikṣu’s, Bodhisattva’s, evenals grootte menigten van wezens waren gekomen om eer te betuigen aan de Boeddha en om in verering te buigen. De Bhagavān was sereen en stil. Hij sprak geen woord en zijn licht was niet verschenen.
Waardige Ānanda boog en vroeg aan de Boeddha, “Oh, Bhagavān, voorheen wanneer je de Dharma sprak, wonderbaarlijk licht zou op natuurlijke wijze verschijnen. Maar nu vandaag te midden van deze grootte assemblee is er geen gloed te zien. Er moet hiervoor een goede verklaring zijn, van de oorzaak van deze gebeurtenis en wij wensen de uiteenzetting van de Bhagavān te horen.”
De Boeddha bleef stil en antwoordde niet totdat het verzoek drie keer was herhaald. Daarna vertelde hij Ānanda, “Nadat ik nirvāṇa heb betreden, wanneer de Dharma op het punt staat om te vergaan, tijdens het slechte tijdperk van de vijf troebelheden, zal het pad van demonen floreren. Demonische wezens zullen Śramaṇa’s worden, zij zullen mijn onderrichtingen verdraaien en vernietigen. Kloosterlingen zullen de kledij dragen van leken en zullen voorkeur hebben voor luxe kleding. Hun voorschriftensjerpen zullen van veelkleurige stof gemaakt zijn. Ze zullen bedwelmende middelen gebruiken, vlees eten, andere wezens doden en ze zullen genieten van hun verlangen voor smaakvol eten. Ze zullen mededogen ontberen en ze zullen haat koesteren en jaloezie vertonen zelfs onder elkaar.
“Zelfs dan zullen Bodhisattva’s, Pratyekaboeddha’s en Arhats eerbiedig en ijverig onberispelijke deugd cultiveren. Ze zullen door alle mensen gerespecteerd worden en hun onderrichtingen zullen eerlijk en egalitair zijn. Deze beoefenaars van het Pad zullen medelijden hebben met de armen, ze zullen aandachtig zijn voor de ouderen en ze zullen diegene redden en ze van raad voorzien die zichzelf in moeilijke omstandigheden bevinden. Ze zullen op elk moment anderen aansporen om de Soetra’s en beelden van de Boeddha te vereren en te beschermen. Ze zullen verdienstelijke daden doen, vastberaden en aardig zijn en nooit anderen schaden. Ze zullen lichamelijke opofferingen maken ten behoeven van anderen. Ze zullen zichzelf vergeten en ze zullen geduldig, toegefelijk, humaan en vredig zijn.
“Zo lang als zulke mensen zullen bestaan, zullen de hordes van demonische bhikṣu’s jaloers van hun zijn. De demonen zullen hun lastigvallen, bekritiseren en belasteren, ze zullen hen van hun midden verstoten en ze vernederen. Ze zullen de goede monniken van de kloosterlijke gemeenschap uitsluiten. Daarna zal er geen deugd meer voortkomen van de beoefeningen van deze demonen. Hun kloosterlijke gebouwen zullen leegstaan en overwoekeren met onkruid. Door het ontbreken aan de wil om hun Pad-plekken te onderhouden zullen ze in verval raken en in de vergetelheid raken. Deze demonische bhikṣu’s zullen hun hebzucht voor rijkdommen vergroten en zullen grootte hoeveelheden van goederen verzamelen. Ze zullen weigeren om deze goederen te verspreiden of om ze te gebruiken om zegeningen en deugd te verkrijgen.
“Op dat moment zullen de slechte monniken slaven verhandelen om hun velden te bewerken en bergwouden omkappen en platbranden. Ze zullen levende wezens kwaad doen en ze zullen niet het geringste beetje van mededogen voelen. Deze slaven zullen zelf bhikṣu’s worden en de dienstmeiden zullen bhikṣuni’s worden. Volledig het ontberen van Pad-deugd, zullen deze mensen op hol slaan, zich losbandig gedragen. In hun troebele verwardheid zullen ze falen om de mannen en de vrouwen in de kloosterlijke gemeenschappen te scheiden.
“Vanaf deze generatie zal het Pad verzwakt zijn. Voortvluchtige criminelen zullen toevlucht zoeken in mijn Pad, en wensen om Śramaṇa’s te worden, maar falen om de morele voorschriften te handhaven. Kloosterlingen zullen doorgaan met het reciteren van de voorschriften twee keer per maand, maar enkel voor de schijn. Lui en onverschillig zijnde, niemand zal meer geïnteresseerd zijn om te luisteren. Deze slechte Śramaṇa’s zullen niet langer de Soetra’s in hun geheel meer willen reciteren, ze zullen de teksten aan het begin en aan het einde inkorten zoals het hun uitkom. Snel zal de beoefening van het reciteren van de Soetra’s in zijn geheel stoppen. Zelfs als er mensen zijn die de teksten reciteren, zullen ze ongeletterd zijn, ongekwalificeerde mensen zullen ongeacht volhouden dat ze correct zijn. Zelfingenomen, arrogant en ijdel zullen deze mensen bekendheid en aanzien zoeken. Ze zullen grootsheid veinzen in de hoop om offeringen van andere mensen aan te trekken.
“Wanneer de levens van deze demonische bhikṣu’s eindigen zullen hun essentiële zielen in de Avīci Hel vallen. Door de vijf slechte daden te hebben begaan zullen ze opeenvolgende wedergeboorten ondergaan als hongerige geesten en als dieren. Ze zullen al deze staten van lijden ondergaan gedurende eeuwigheden zo talrijk als de zandkorrels aan de oevers van de Ganges rivier. Wanneer hun overtredingen verrekend zijn zullen ze in afgezonderde landen wedergeboren worden waar het Drievoudige Juweel onbekend is.
“Wanneer de Dharma op het punt staat om te verdwijnen, zullen vrouwen ijverig worden en zullen op elk moment daden van deugd uitvoeren. Mannen zullen laks worden en zullen niet langer de Dharma spreken. Diegene die ware Śramaṇa’s zijn zullen op neer gekeken worden zoals uitwerpselen en niemand zal in ze geloven. Wanneer de Dharma op het punt staat om te vergaan, zullen alle goden beginnen te huilen. Rivieren zullen op drogen en de vijf granen zullen niet rijpen. Pandemieën zullen geregeld vele miljoenen slachtoffers maken. De menigten zullen zwoegen en lijden terwijl de lokale politici zullen plotten en konkelen. Niemand zal de grondbeginselen opvolgen. In plaats daarvan zal de wereldbevolking zich vermenigvuldigen, zo talrijk als de zandkorrels op de bodem van de oceanen. Goede mensen zullen moeilijk zijn om te vinden; op zijn hoogst één of twee. Wanneer de eeuw aan zijn eind komt, zal de draaiingen van de zon en de maan korter worden en de levenspannen van mensen zullen korter worden. Hun haar zal wit worden tegen de tijd dat ze veertig jaar oud worden. Door buitensporig lustvol gedrag zullen ze snel hun zaadvloeistoffen uitputten en op een jonge leeftijd sterven, meestal voor hun zestigste. Terwijl de levenspannen van mannen korter worden zal de levenspannen van vrouwen langer worden tot zeventig, tachtig, negentig of honderd jaar.
“De machtige rivieren zullen overstromen en hun harmonie verliezen met hun natuurlijke cyclussen, maar toch zullen mensen dit niet opmerken of ongerust van worden. Extremen van het klimaat zullen snel als gewoon beschouwd worden. Wezens van alle rassen zullen willekeurig samensmelten, zonder achting voor de nobele en de lage. Hun geboortes en wedergeboorten zullen ervoor zorgen dat ze zullen zinken en dobberen, als voedende waterwezens.
“Zelfs dan zullen Bodhisattva’s, Pratyekaboeddha’s en Arhats zich verzamelen in een ongeëvenaarde assemblee omdat ze allemaal zijn verjaagd en vervolgd door de hordes van demonen. Ze zullen niet langer in de assemblees verblijven maar de Drie Voertuigen zullen zich in de wildernis terugtrekken. In een vredige plek zullen ze veiligheid, geluk en een lang leven vinden. Goden zullen ze beschermen en de maan zal op ze neer schijnen. De Drie Voertuigen zullen een kans hebben om met elkaar te verbroederen en het Pad zal floreren. Echter, binnen tweeënvijftig jaar zal de Śūraṅgama Soetra en de Pratyutpanna [Standing Buddha] Samādhi als eerste veranderen en daarna volledig verdwijnen. De twaalf divisies van de canon zullen geleidelijk volgen tot dat ze volledig verdwijnen, om daarna nooit meer te verschijnen. Zijn woorden en teksten zullen daarna voor altijd volledig verloren zijn. De voorschriftensjerpen van Śramaṇa’s zullen uit zichzelf wit worden. Wanneer mijn Dharma verdwijnt zal het net zo zijn als een olielamp dat voor een moment heel hevig en fel brandt voor dat het uit gaat. Zo ook, zal de Dharma opvlammen en uitdoven. Na dit moment is het moeilijk om met zekerheid te zeggen wat zal volgen.
“Een periode van tien miljoen jaar zal volgen voordat de tijd zal aanbreken wanneer Maitreya op het punt staat om in de wereld te verschijnen, om de volgende Boeddha te worden. Op dat moment zal de aarde volledig vredig zijn. Kwaadaardige dampen zullen vervlogen zijn, regen zal overvloedig zijn en regelmatig en gewassen zullen uitbundig groeien. Bomen zullen tot grootte hoogte groeien en mensen zullen een lengte van vierentwintig meter bereiken. De gemiddelde levensspan zal langer zijn dan vierentachtigduizend jaar. Het zal onmogelijk zijn om alle wezens te tellen die overgebracht zullen worden naar bevrijding.”
Waardige Ānanda vroeg de Boeddha, “Wat is de naam van deze Soetra en hoe moeten we het handhaven?”
De Boeddha zei, “Ānanda, deze Soetra heet ‘de Uiteindelijke Uitsterving van de Dharma’. Vertel iedereen om het ver en wijd te verspreiden; de verdiensten van jouw handelingen zullen onmeetbaar zijn, niet voor te stellen.”
Toen de Viervoudige assemblee van volgelingen deze Soetra hoorde, waren ze bedroeft en huilde. Elk van hen besloten om het ware pad van de Superieure Wijze te bereiken. Toen bogen ze tot de Boeddha en trokken zich terug.