De Tien Dharmarijken gaan niet verder dan één enkele gedachte.

 

Waar komen de Tien Dharmarijken vandaan?

 

Als iemand alle mensen van de drie tijdsperioden wenst te begrijpen

Moet hij de aard van het Dharmarijk overdenken;

De Tathagata’s zijn enkel van het bewustzijn gemaakt.

 

Als iemand wenst te begrijpen. Stel dat er mensen zijn die willen begrijpen hoe mensen mensen worden.

Alle mensen van de drie tijdsperioden. “Moet het niet ‘alle Boeddha’s van de drie tijdsperioden’ zijn? Waarom zei je ‘alle mensen van de drie tijdsperioden’?” vraag je. Mensen zijn Boeddha’s. Als je een persoon een Boeddha noem is dat oké; en als je een Boeddha een persoon noem is dat ook goed. Waarom is dat? Dit is omdat een persoon een Boeddha kan worden. Een Boeddha is slechts een persoon die Boeddhaschap heeft verwezenlijkt. Als je over Boeddha’s praat, begrijpt niemand je echt. “Wat is een Boeddha?” vragen ze. Iedereen weet wat een persoon is. Daarom zullen we over mensen praten, zodat het makkelijker te begrijpen wordt.

Wie zijn de mensen waarover we praten? Dat zijn de Boeddha’s.

“Ben ik een Boeddha?” Vraag je.

Dat ben je.

“Zijn andere mensen ook Boeddha’s?”

Ja, zij zijn ook Boeddha’s. Jij bent een Boeddha, maar een onverwezenlijkte Boeddha. Na je verwezenlijking zal je een echte Boeddha worden. Nu ben je een valse Boeddha. Valse Boeddha’s kunnen echte Boeddha’s worden, en echte Boeddha’s kunnen valse Boeddha’s worden. Als iemand alle Boeddha’s van de drie tijdsperioden wenst te begrijpen. Het vers begint met “als” om aan te geven dat dit alleen maar een hypothetische situatie is; wees niet gehecht door te denken dat het echt is. De Boeddha’s van de drie tijdsperioden zijn slechts mensen die Boeddhaschap verwezenlijkt hebben.

Moet hij de aard van het Dharmarijk overdenken. Hoe kan het Dharmarijk een aard hebben? Als het een natuur zou hebben, hoe kan het dan het Dharmarijk genoemd worden? Eigenlijk verwijst dit naar de natuur van de levende wezens in het Dharmarijk. Elk levend wezen in het Dharmarijk heeft zijn eigen aard. Jij hebt jouw aard en ik heb de mijne. “Ik snap niet wat je bedoel met ‘aard’.” Zeg je. Nou, jouw humeur is groter dan die van mij; en de mijne is dieper dan die van jou. Zo, onze naturen zijn verschillend.

Elk levend wezen in het Dharmarijk heeft zijn eigen aard. Varkens hebben de aard van varkens, paarden hebben de aard van paarden. Mannen hebben de aard van mannen en vrouwen hebben de aard van vrouwen. Elk heeft zijn of haar eigen aard. Diegene die het fijn vinden om zoute dingen te eten hebben een zoute aard, diegene die graag zure dingen eten hebben een zure aard, diegene die hete, pittige dingen lekker vinden hebben een hete aard. Diegene die graag bittere dingen eten hebben een bittere aard, net als ons hier. [Notitie: In het Chinees betekent het zelfde karakter voor ‘bitter’ ook ‘ascetisch’.] Wij cultiveren ascetische beoefeningen. Cultivatie is een ascetische beoefening, zelfs naar de kantine gaan om te eten is een ascetische beoefening. Als het gaat om ascetische beoefening, moet geen van jullie achterblijven. Je moet naar voren racen. In de “ascetische beoefening” van het eten, racen jullie allemaal om vooraan te staan, of niet soms?

Wanneer je dit bestudeerd, zal je zien dat alles zijn eigen aard heeft. Bomen hebben de aard van bomen, bloemen hebben de aard van bloemen, gras heeft de aard van gras. Elk ding heeft zijn eigen aard. Dus “de aard van het Dharmarijk” verwijst naar de aard van elk levend wezen in het Dharmarijk. Begrijp je dit? Hiervoor dacht je dat het Dharmarijk een aard had, maar nu weet je dat dit verwijst naar de aard van levende wezens in het Dharmarijk.

De Tathagata’s zijn enkel van het bewustzijn gemaakt. Het originele vers van de Avatamsaka Soetra gaat als volgt: Als iemand alle Boeddha’s van de drie tijdsperioden // wenst te begrijpen, // Moet hij de aard van het Dharmarijk overdenken; // Alles is enkel van het bewustzijn gemaakt. Ik heb de tweede regel veranderd naar Alle mensen van de drie tijdsperioden, en ik heb ook de laatste regel veranderd naar De Tathagata’s zijn enkel van het bewustzijn gemaakt. Boeddha’s worden gemaakt van het bewustzijn. Als jouw bewustzijn de Boeddhadharma cultiveert, zal je een Boeddha worden. Als jouw bewustzijn van de Bodhisattva’s houdt, kan je het Bodhisattvapad beoefenen en een Bodhisattva worden. Als jouw bewustzijn in de hellen wil vallen, zal je zeker vallen.

 

  • Het Dharmarijk van Boeddha’s

Noch groot noch klein,

Noch gegaan noch gekomen,

In werelden zoveel als stofkorrels,

Schijnen ze op elkaar vanaf hun lotustronen.

 

Het eerste Dharmarijk is die van de Boeddha’s. Ik gaf eens een lezing in Redwood City (Californië) waarin ik het woord “Boeddha” uitlegde. Toen ik voor de eerste keer het woord “Boeddha” in het Engels hoorde, hoorde ik het als bu da doordat ik best simpel en slechthorend ben, wat “niet groot” in het Chinees betekent. Wat is “niet groot”? De Boeddha. Een professor vond mijn uitleg zo goed dat hij toen ik klaar was met mijn lezing, zijn palmen tegen elkaar zetten en tegen me zei, “Bu da.”

“Niet groot” betekent niet arrogant. De Boeddha is niet arrogant of hoogmoedig. Een arrogant persoon is iemand die constant, “Ik! Ik! Ik!” roept. De Boeddha heeft geen “Ik”, een ego. “Ik, Ik, Ik” alles is “Ik.” Alles rechts, links, voor, achter, boven, onder en alles door de gehele vier richtingen ben “Ik.” Er zijn teveel “Ik’s,” en zo wordt het zelf groot. De Boeddha, omdat hij zelfloos is, is “niet groot.” Is hij dan klein? Nee. Als hij klein zou zijn, zou hij geen Boeddha zijn. Hij is noch groot noch klein.

Noch gegaan noch gekomen. De Boeddha is “gekomen en toch niet gekomen, gegaan en toch niet gegaan.” Aangezien het Dharmalichaam van de Boeddha alle lege ruimte opvult en het Dharmarijk doordringt, is het evenmin afwezig noch aanwezig. Je kan zeggen dat de Boeddha gaat, maar waar gaat hij heen? Je kan zeggen dat hij komt, maar waar komt hij vandaan? Zijn Dharmalichaam doordringt niet enkel onze wereld; het Dharmarijk bevat zoveel werelden als er stofkorrels zijn – eindeloos, grenzeloos veel werelden – allen van hen zijn het Dharmalichaam van de Boeddha.

In werelden zoveel als stofkorrels. Schijnen ze op elkaar vanaf hun lotustronen. De Boeddha in dit Dharmarijk schijnt zijn licht op de Boeddha van een ander Dharmarijk, en het licht van de Boeddha in dat Dharmarijk verlicht dit Dharmarijk. Terwijl ze op lotustronen zitten, bewegen de Boeddha’s de aarde en stralen ze tegelijkertijd licht uit vanuit hun oren, ogen, neuzen, tongen en tanden. Niet alleen stralen ze met hun zes organen licht uit en bewegen ze daarmee de aarde, elk van hun poriën straalt licht uit en beweegt de aarde. En in alle deze poriën, verschijnen er werelden zo talrijk als stofkorrels, elk daarvan is gevuld met ontelbare aantallen Boeddha’s die op dezelfde wijze licht uitstralen.

Desalniettemin bestrijden al deze lichten elkaar niet, net als die van vele lampen. Een lamp zegt niet tegen de ander, “Jij mag niet zoveel licht afgeven, want mijn licht kan nergens meer naar toe.” De lichten botsen niet met elkaar; ze smelten samen. In het Boeddhisme, bundelen we onze lichten. Net als lichten niet met elkaar strijden, zo ook moeten mensen niet tegen elkaar strijden. We moeten onze lichten toestaan om op elkaar te schijnen net zoals de lichten die elkaar doordringen bij de tussenruimtes van de oneindige-gelaagde cirkelvormige net-baldakijn van de Grote Hemelkoning Brahma. Dat is het Dharmarijk van Boeddha’s.

 

  • Het Dharmarijk van Bodhisattva’s

Levende wezens, wanneer ze verlicht zijn,

Springen uit het stof.

Hun zes perfecties en tienduizend beoefeningen

Worden op elk moment gekoesterd.

 

Het tweede Dharmarijk is die van Bodhisattva’s. Waarom zei ik, “Alle mensen van de drie tijdsperioden”? Dat is omdat mensen kunnen cultiveren om naar ieder van de Tien Dharmarijken te gaan. Desalniettemin gaan mensen niet verder dan één enkele gedachte van het bewustzijn.

Het Sanskriet woord Bodhisattva wordt vertaald als “verlicht wezen” en heeft twee betekenissen:

 

  • Een die ervoor zorgt dat alle levende wezens verlicht worden.
  • Een verlicht persoon tussen alle levende wezens.

 

Wij vallen onder beide betekenissen. Wij hebben allemaal een deel van Bodhisattvaschap omdat we allemaal wezens zijn. Wij kunnen verlichte personen worden tussen wezens, en we kunnen andere wezens onderwijzen zodat zij ook verlicht worden. Een Bodhisattva zijn is dus zeker niet slecht. We hebben niet alleen een deel van Bodhisattvaschap, we hebben ook een deel van Boeddhaschap.

“Ik snap het niet,” zeg je. “Dharmameester, u zei eerder dat Boeddha’s alleen maar mensen zijn die Boeddhaschap gerealiseerd hebben. Oké, waarom zijn wij nog geen Boeddha’s geworden?”

Laten we niet praten over mensen die Boeddha’s worden. Bedenk een klein kind die opgroeit, en volwassen wordt en uiteindelijk bejaard wordt. Wij zijn als kinderen in de Boeddhadharma en de Boeddha is een volwassene. Wanneer we opgroeien, zullen we Boeddha’s worden. Maar op dit moment, zijn we nog steeds kinderen in het Boeddhisme. Net als zuigelingen die melk nodig hebben, hebben we steeds de voeding van het horen van de Dharma nodig. Om naar de Dharma te luisteren is een uitzonderlijke goede manier om onze goede wortels te laten groeien en om onze wijsheid voort te brengen. Een gelegenheid om naar de Dharma te luisteren is kostbaarder dan elke hoeveelheid van geld die je zou kunnen verdienen.

Vandaag ga ik een regel opstellen. Ik hoop dat jullie allemaal vanaf nu niet zoveel vakanties zullen houden en op zoveel uitstapjes zullen gaan. Neem het bestuderen van de Boeddhadharma als je uitstapje. Spendeer je vakanties aan het bestuderen van de Boeddhadharma. Waarom zeg ik dit? Dit is omdat het erg gevaarlijk is om te reizen. Iedere vakantie zijn er vele verkeersdoden, en als je reist, kan je eindigen als één van hen. Wij willen de trends van dit land veranderen. De mensen in dit land zijn gek op recreatie en reizen. Boeddhisten moeten niet zoveel vakanties houden. We kunnen deze tijd gebruiken om de Boeddhadharma te bestuderen. Beter nog, we kunnen Soetra’s reciteren, mantra’s reciteren en buigen voor de Boeddha’s!

Er is oneindige verdienste en deugd in het buigen tot de Boeddha’s.

 

Buigen voor de Boeddha’s kan overtredingen verwijderen,

Zoveel als het zand van de Ganges.

 

Als je tot de Boeddha’s buigt, kan je zoveel overtredingen opheffen als er zandkorrels in de Ganges Rivier zitten. Er wordt ook gezegd, “Het geven van één enkele stuiver brengt grenzeloze zegeningen.” Echter, ik ben zeker geen geld aan het vragen van jullie. Je moet dat begrijpen. Je kan contributies maken aan andere kloosters en grote zegeningen verdienen op die manier. Wij zijn hier zo miserabel dat we de zegeningen niet hebben om offeringen te ontvangen. Als we teveel offeringen aanvaarden, zou het zo kunnen zijn dat we sterven. Als niemand offeringen maakt, kunnen we misschien een paar dagen langer leven. Ondanks de ellende, wensen we toch een beetje langer te leven. We willen nog niet sterven. Daarom, als je wenst om geld te geven, kan je het aan andere plekken geven. Er zijn genoeg plaatsen waar je zegeningen kunt planten; je hoeft het niet bij dit klooster te doen, dit komt doordat Gold Mountain Monastery enkel miserabele mensen heeft met weinig zegeningen. Als je hier zegeningen zoekt, zal je teleurgesteld worden. Maar maak je geen zorgen, we zullen niet verhongeren!

Levende wezens, wanneer ze verlicht zijn, // Springen uit het stof. // Hun zes perfecties en tienduizend beoefeningen // Worden op elk moment gekoesterd.

Een Bodhisattva is een levend wezen; onder de levende wezens, hij is een verlicht persoon. Onder de verlichten personen, is hij diegene die begrijpt. Onder diegene die begrijpen, is hij een cultivator. Onder cultivators, is hij diegene die werkelijk beoefend. Een Bodhisattva “springt uit het stof.” Als hij geen begrip had, zou hij niet in staat zijn om de verontreinigingen te overstijgen. Het stof zou zo dik zijn dat hij niet in staat zou zijn om eruit te springen. Wanneer hij verlichting bereikt, dunt het stof uit en kan hij eruit springen.

“Wat doet een Bodhisattva nadat hij uit het stof is gesprongen? Slapen en eten?”

Ja, hij slaapt nog steeds, eet en draagt kleding; maar hij werkt niet langer meer als een slaaf om zijn lichaam te voorzien van voedsel, kleding en een plek om te leven. Wanneer je uit het stof komt, ben je niet langer bezorgt om deze drie problemen en concentreer je je in plaats daarvan op de beoefening van de zes perfecties: geven, moraliteit, geduld, ijver, concentratie en wijsheid.

“Ik weet wat de perfectie van geven inhoud. Het houdt in om anderen te vertellen dat ze offeringen aan mij moeten geven,” denken sommigen van jullie. Fout. Het is leren om aan andere mensen te geven. Wat geld betreft: het zou goed zijn om het te verscheuren. We moeten niet zoveel van dat vieze spul willen. Geld is een extreem verontreinigde bezitting en teveel verbondenheid met het is wat er bedoeld wordt met “het stof.” Als je geen geld wilt, zal je extreem zuiver zijn en zal je in staat zijn om het “stof” te overstijgen. Sommigen van jullie hebben het “stof” overstegen door de gelofte van het niet hanteren van geld te handhaven. Zorg er echter wel voor dat je in de toekomst niet weer besmet raakt.

Ook moet je de tienduizend beoefeningen cultiveren en ze op elk moment koesteren. Je kan niet zeggen, “Ik zal vandaag cultiveren, maar morgen niet. Ik zal dit jaar cultiveren, maar volgend jaar niet. Ik zal deze maand cultiveren, maar volgende maand rust ik uit. Ik zal dit leven cultiveren, maar niet in het volgende leven.” Het ene moment cultiveren en het volgende moment slapen werkt niet. Op elk moment moet je jouw cultivatie van de zes perfecties en de tienduizend beoefeningen koesteren. Cultiveer ze leven na leven. Als je op deze wijze beoefend, zal je een Bodhisattva zijn.

“Dat is niet gemakkelijk,” zegt je.

Dacht je dat het gemakkelijk zou zijn om een Bodhisattva te zijn? Het is niet alleen moeilijk om een Bodhisattva te zijn, het is ook niet gemakkelijk om een Shravaka of een Pratyekaboeddha te zijn.

“Wat is dan gemakkelijk om te zijn?”

Het is gemakkelijk om een geest te zijn, om naar de hellen te gaan of om een dier te worden. Als je wilt dat alles gemakkelijk is, kan je deze wezens zijn. Als je een Bodhisattva wilt zijn, zal het niet gemakkelijk zijn. Je zegt dat het moeilijk is; het woord “moeilijk” omschrijft datgene dat Bodhisattva’s doen.

Bodhisattva’s moeten in staat zijn om datgene te doen dat anderen niet kunnen doen; ze moeten verdragen wat anderen moeilijk vinden om te verdragen. Wanneer mensen een taak te moeilijk vinden, zeggen zij, “Dat is oké; wij zullen het afhandelen.” Zij laten zich niet afschrikken door moeilijke taken. Als je niet datgene durft te doen dat moeilijk is, ben je geen Bodhisattva. Ga voorwaarts met ijver! Zo is een Bodhisattva; er is geen ander mystiek of wonderbaarlijk geheim. Als je de dingen kunt doen die anderen niet kunnen doen, dan ben je een Bodhisattva.

 

  • Het Dharmarijk van Pratyekaboeddha’s

De geëerde heiligen, verlicht tot condities,

Dutten eenzaam op hoge bergtoppen.

Lentebloemen verwelken in de herfst

In een cyclus van twaalf interafhankelijke verbindingen.

 

Waarom stel ik jullie al deze vragen? Deze Pratyekaboeddha’s houden niet van vragen. Het zijn kluizenaars die het niet fijn vinden om door mensen omringt te zijn. Vandaag kijken we naar de vraag van het samen zijn met elkaar; dus je moet je niet gedragen als deze Pratyekaboeddha’s. Wanneer er een Boeddha in de wereld is, worden ze ‘Zij die Verlicht Zijn Tot Condities’ genoemd. Wanneer er geen Boeddha in de wereld is, worden ze ‘Eenzame Verlichten’ genoemd, dit is omdat ze in staat zijn om bij zichzelf verlichting te bereiken.

Wat doen ze graag? Ze slapen graag in afzondering op de bergtoppen. De geëerde heiligen, verlicht tot condities, // Dutten eenzaam op hoge bergtoppen. // Lentebloemen verwelken in de herfst // In een cyclus van twaalf interafhankelijke verbindingen. Nu we spreken over Pratyekaboeddha’s, moeten we ook verlicht worden tot oorzaken en gevolgen. Zij cultiveren de twaalf oorzaken en gevolgen. Wij, daarentegen, worden gecultiveerd door de twaalf oorzaken en gevolgen.

De eerste van de twaalf oorzaken en gevolgen is onwetendheid. Ze overdenken onwetendheid. “Waar komt het vandaan? Raar! Hoe kan er onwetendheid zijn?” Dan zien zij dat onwetendheid leidt tot activiteit.

Met de manifestatie van activiteit, verschijnt bewustzijn. Bewustzijn houdt discriminatie in. Activiteit is een geconditioneerde dharma terwijl onwetendheid evenmin geconditioneerd noch ongeconditioneerd is; het zit tussen deze twee in.

Waarom worden discriminaties gemaakt? Dit komt door geconditioneerde dharma’s. Het discriminerende bewustzijn is een resultaat van geconditioneerde dharma’s. Met een discriminerend bewustzijn beginnen de problemen. Naam en vorm zijn het probleem. “Naam” brengt de problemen van naam, en “vorm” brengt de problemen van vorm. Als ik niet over ze zou praten, zou er geen enkel probleem zijn. Ze enkel al noemen is vragen om problemen, omdat jij dan vanzelf zal vragen, “Op welke manier zijn naam en vorm hinderlijk? Ik begrijp het niet.” Nu heb jij het toegevoegde probleem van “niet begrijpen.” Voordat ik iets had gezegd, had jij dit probleem niet. Toen ik eenmaal begon te praten, ontstond het probleem van jou niet begrijpen en daarmee kwam het verlangen om het te weten.

Deze zoektocht naar kennis resulteert in het gebruik van de zes zintuigen. Zie je? De zes zintuigen ontstaan door de wens om te begrijpen. Heb je ooit zo’n uitleg gehoord? Niemand heeft het ooit op deze wijze uitgelegd.

Wanneer je besluit dat je wil weten, verschijnen de ogen, oren, neus, tong, lichaam en bewustzijn. Je denkt dat je via hen begrip kunt verkrijgen zonder je te realiseren dat hoe meer je wenst te begrijpen, hoe groter jouw verwarring wordt, en hoe meer je verward raakt, hoe minder je zult begrijpen.

Omdat je niet begrijpt, zoek je contact. Je dwaalt rond en maakt willekeurig contact: oost, west, zuid, noord, boven, beneden; net als een vlieg die wild tegen de meuren opbotst. Waarom botst het tegen de meuren? Omdat het wil begrijpen.

Contact is slechts het botsen tegen dingen; overal heengaan om tegen de meuren te botsen. Je gaat overal heen en hoopt zo tot begrip te komen, maar het enige resultaat van deze wanhopige poging is een hele hoop blauwe plekken. Nadat de vastberadenheid om te begrijpen is ontstaan en kennismakingen beginnen plaats te vinden, dan is er gevoel. “Auw, dat doet zeer!” Of, “Ah, ik ben zo comfortabel. Ik ben op het moment niet tegen dingen aan het botsen, ik voel me echt goed.” Maar wanneer je tegen iets aanbotst, voel je je helemaal niet goed. Je voelt je gelukkig als er niemand is die jou verteld dat je niet aardig bent, maar je wordt boos als iemand je bekritiseerd. Dit is waar gevoel zich bevind; het kan niet buiten jezelf gevonden worden.

Wanneer er eenmaal gevoel is, ontstaan verlangen en gehechtheid. Je creëert verlangens en gehechtheid voor plezierige situaties, maar je voelt afkeer voor onplezierige situaties. Geluk en ongeluk komen van verlangen en afkeer, en daardoor nemen de problemen iedere dag toe.

De geëerde heiligen, verlicht tot condities, // Dutten eenzaam op hoge bergtoppen. // Lentebloemen verwelken in de herfst // In een cyclus van twaalf interafhankelijke verbindingen. De ontelbare dingen groeien en gedijen in de lente, hierdoor zien en begrijpen de Pratyekaboeddha-Heiligen dat alles het natuurlijke proces van geboorte en sterven ondergaat. Ze “bekijken de honderden bloemen die in de lente bloeien en zien hoe de uigedroogde bladeren in de herfst vallen.” Ze overdenken de twaalf oorzaken en gevolgen.

Nu komen we bij verlangen. De reden dat mensen zich ongemakkelijk voelen is door verlangen. Wanneer er eenmaal verlangen is, is er ook afkeer. Je grijpt naar die dingen die je verlangt. Wat wordt er bedoel met grijpen? Hiermee wordt bedoelt het verlangen om iets te verkrijgen. Omdat je verlangens hebt, wil je die objecten verkrijgen om zo je verlangens te vervullen. Zodoende leidt verlangen tot totstandkoming. Wanneer je deze dingen eenmaal voor jezelf hebt, zal er verdere geboorte zijn, die leidt tot ouderdom en sterven. Dit zijn de twaalf oorzaken en gevolgen die gecultiveerd worden door de Pratyekaboeddha’s.

 

  • Het Dharmarijk van Shravaka’s

De Shravaka-volgelingen,

Zowel mannen als vrouwen,

Overdenken en beoefenen de Vier Nobele Waarheden,

Verhullen het werkelijke en tonen het geschikte.

 

Er zijn Shravaka’s van de eerste verwezenlijking, de tweede verwezenlijking, de derde verwezenlijking en de vierde verwezenlijking. Dit Dharmarijk is verder verdeeld in (a) diegene die de eerste verwezenlijking naderen, die nog niet de eerste verwezenlijking hebben bereikt; (b) diegene die de eerste verwezenlijking hebben bereikt; (c) diegene die de tweede verwezenlijking naderen; (d) diegene die de tweede verwezenlijking hebben bereikt; (e) diegene die de derde verwezenlijking naderen; (f) diegene die de derde verwezenlijking hebben bereikt; (g) diegene die de vierde verwezenlijking naderen; (h) diegene die de vierde verwezenlijking hebben bereikt;

Shravaka’s worden ook Arhats genoemd. Arhats kunnen vliegen en zichzelf transformeren, en ze bezitten bovennatuurlijke krachten. Iemand moet niet achteloos beweren dat hij de verwezenlijking heeft bereikt, door te zeggen, “Ik ben een Arhat.” Dat is niet toegestaan. Wanneer een heilige die de verwezenlijking heeft bereikt loopt, raken zijn voeten de grond niet. Ook al lijkt het dat hij op de weg loopt, loop hij in werkelijkheid in de lucht. Zijn voeten raken de grond of de modder niet aan. Zelfs als hij door de modder loopt, blijven zijn schoenen schoon. Dharmameester Du Shun [de eerste Patriarch van de Huayan School], bijvoorbeeld, was iemand waarvan de schoenen niet vies werden wanneer hij door de modder liep. Dit is het teken van een heilige die de verwezenlijking heeft bereikt. Iemand kan niet achteloos beweren dat hij de verwezenlijking heeft bereikt.

Shravaka’s van de eerste verwezenlijking hebben de zienswijzebegoochelingen opgeheven. Diegene van de tweede verwezenlijking hebben gedachtebegoochelingen opgeheven. Op het niveau van de derde verwezenlijking, hebben ze begoochelingen in het aantal van stof en zand opgeheven. De Shravaka van de vierde verwezenlijking heeft gedeeltelijk, maar niet volledig, onwetendheid opgeheven. Alleen iemand die onwetendheid volledig heeft opgeheven realiseert Boeddhaschap, zelfs een Bodhisattva op het niveau van gelijke verlichting heeft nog steeds een klein beetje onwetendheid omtrent opkomende verschijnselen die hem weerhouden van het realiseren van Boeddhaschap. Welke Dharma’s beoefenen de heiligen van de vierde verwezenlijking? Iedereen kent de Dharma’s die zij cultiveren; we hebben ze allemaal eerder gehoord. Zij zijn: lijden, de oorzaak van lijden, de beëindiging van lijden en het Pad dat leidt tot de beëindiging van lijden.

In het begin ging Shakyamuni Boeddha naar het Hertenpark om die mensen te onderwijzen die de eerste vijf Bhikshu’s zouden worden. Waaronder de Eerwaarde Ajnatakaundinya en de Eerwaarde Ashvajit. Deze vijf mensen waren eigenlijk familieleden van de Boeddha. Zij hadden de Boeddha gevolgd om te beoefenen, maar sommigen van hen konden de ontberingen niet verdragen. Toen Shakyamuni Boeddha in de Himalaya aan het cultiveren was, werd hij zo dun als een stok; dit kwam doordat hij alleen maar één sesamzaad en één tarwegraan per dag at. Drie van zijn volgelingen vonden dit ondragelijk en gingen ervandoor vanwege de honger, toen bleven er slechts twee over. Later, op de achtste dag van de twaalfde lunair maand, offerde een hemelse jonkvrouw een beetje melk aan Shakyamuni Boeddha, en hij accepteerde het. Op dat moment, gingen de andere twee volgelingen ook weg, niet omdat ze de ontberingen niet konden verdragen, maar omdat ze het gevoel hadden dat de Boeddha niet wist hoe hij moest cultiveren. Ze zeiden, “Jij zou ascetische beoefeningen aan het cultiveren moeten zijn, maar toch dronk je melk. Dit toont dat je niet in staat bent om te cultiveren en om de ontberingen te verdragen.” Zodoende gingen zij ook weg. Alle vijf van hen gingen naar het Hertenpark.

Nadat Shakyamuni een Boeddha was geworden, sprak hij als eerste de Avatamsaka Soetra, die erg weinig wezens konden begrijpen. Hij “verhulde toen het ware en bood de toepasselijk leer aan,” en sprak de Agama Soetra’s. “Wie moet ik onderwijzen?” vroeg de Boeddha zich af. Toen herinnerde hij zich, “Voorafgaande had ik vijf medebeofenaars die mijn beoefening ondersteunde. Ik moet hun als eerste onderwijzen, dit is omdat ik in het verleden gezworen heb dat wanneer ik een Boeddha geworden ben, ik als eerste diegene zou onderwijzen die me beledigd, vermoord of slecht behandeld hebben.” Wie heeft de Boeddha het slechts behandeld? Als je de Vajra Soetra heb gelezen, weet je over de Koning Kali. Op het niveau van het planten van oorzaken, toen Shakyamuni Boeddha aan het cultiveren was als een geduldige onsterfelijke, had Koning Kali zijn ledematen van zijn lichaam afgehakt. Waarom deed hij dat?

In dat vorige leven, was Shakyamuni Boeddha een vaardige cultivator. Zijn lichaam was bedekt met een dikke laag stof en modder en hij ging nooit de berg af. Hij bleef daar om ascetische beoefeningen te beoefenen. Op een dag nam Koning Kali zijn concubines mee – zijn vrouwen – mee op een hertenjacht. De vrouwen vergezelde hem naar de bergen, maar ze hadden geen interesse in het jagen met de Koning. Ze wilde zich op zichzelf vermaken. Tijdens het rondwandelen in de bergen, kwamen ze een vreemd wezen tegen… ze waren niet helemaal zeker wat het was. Zijn wenkbrauwen waren acht centimeter lang en zijn haar was één meter lang. Zijn gezicht zag eruit alsof het nooit gewassen was, omdat de modder die eraan geplakt was, extreem dik was. De modder op zijn kleding was op zijn minst drie centimeter dik. Toen deze vrouwen het zagen, konden ze er niet achter komen wat het was. Ze zeiden, “Het is een monster! Laten we maken dat we hier wegkomen!”

Toen zei de cultivator, “Jullie hoeven niet weg te gaan; ik ben geen monster.”

“Het kan spreken!” schreeuwde ze. Een van de dappere vroeg hem, “Wat ben je hier aan het doen?”

Hij antwoordde, “Ik ben aan het cultiveren.”

Zij vroeg, “Wat bedoel je met ‘cultiveren’?”

Hij zei, “Ik ben aan het cultiveren om een Boeddha te worden.” Toen onderwees hij hen de Dharma.

De vrouwen werden vriendelijker en uiten hun bezorgdheid, “Je onderga zoveel moeilijkheden hier. Wat eet je zoal?”

Hij antwoordde, “Ik eet wat er is – wortels en bladeren. Ik ga niet naar buiten om eten van mensen te vragen.” Na van tijd verdween de angst van de vrouwen. Een van hen reikt uit om zijn wenkbrauwen aan te raken; een ander raakte zijn handen aan en een derde aaide zijn gezicht. Ze zagen de cultivator als iets kostbaars en probeerde om dichterbij hem te komen.

Ondertussen, had Koning Kali zijn jacht afgerond en zocht zijn concubines. Hij zag dat ze rondom iets stonden en probeerde te zien wat ze aan het uitspoken waren. Hij liep stilletjes langzaam naar ze toe, en toen hij dichtbij genoeg was zag hij dat ze met een hele vreemde man aan het praten waren. En daarnaast raakte een van hen zijn hand aan en een ander aaide zijn voeten! Toen hij zag hoe vriendelijk ze zich gedroegen, werd de Koning onmiddellijk jaloers. De cultivator sprak tot zijn vrouwen over cultivatie.

Woedend schreeuwde de Koning, “Je moet mijn vrouwen niet voor de gek houden! Wat ben je aan het cultiveren?”

De cultivator antwoordde, “Ik ben geduld aan het cultiveren.”

“En wat bedoel je met ‘geduld’?”

“Ik zal niet kwaad worden wanneer iemand mij beledigt of slaat.”

Koning Kali zei, “Je kan wel mijn vrouwen voor de gek gehouden hebben om jou te geloven, maar ik zal jou nooit geloven. Je zegt dat je geduldig kan zijn? Is dat waar?”

De oude cultivator zei, “Natuurlijk.”

“Oké, ik ga jou een test geven!” De Koning trok toen zijn zwaard en hakte de hand van de oude cultivator af. Toen zei hij, “Ik heb je hand afgehakt. Haat je me nu?”

De cultivator zei, “Nee.”

“Je haat me niet? Dan heb je werkelijk wat vaardigheid. Maar je zal wel liegen. Je zegt enkel dat je me niet haat, maar in je bewustzijn haat je me wel. Je liegt! Ik ben heel slim. Denkt je dat je me voor de gek kan houden?” Koning Kali vervolgde, “Oké, omdat je beweert dat je geduldig bent en me niet haat, ga ik je andere hand afhakken.”

Na de andere hand van de cultivator te hebben afgehakt, vroeg de Koning, “Haat je me nu?”

De oude cultivator zei, “Nee.”

Toen hakte de Koning de voeten van de cultivator af. Na de vier ledematen van de cultivator te hebben afgehakt, vroeg hij, “Haat je me?”

“Nee,” zei de cultivator, “Het is niet alleen zo dat ik je niet haat, maar wanneer ik Boeddhaschap verwezenlijkt, zal ik jou als eerste redden. Hoe kan ik je overtuigen dat ik je niet haat? Als ik jou haat zullen mijn ledematen niet hersteld worden, maar als ik je niet haat zullen mijn handen en voeten hersteld worden, ook al heb je ze volledig van mijn lichaam gescheiden. Als ze hersteld worden zal dat bewijzen dat ik geen enkele haat voel. Als ik enig haat voel zal dat niet gebeuren.” Waarop de oude cultivator weer heel werd.

Na getuige te zijn geweest van het afhakken van de handen en voeten van de cultivator door de Koning Kali op zo een gemene wijze, toonde de Dharmabeschermende spirits hun grote bovennatuurlijke kracht en bekogelde de Koning met een bui van hagelstenen. Na de ernst van zijn overtredingen te beseffen en bij het zien van de grote spirituele krachten van de cultivator, knielde Koning Kali voor de cultivator en smeekte om vergiffenis.

De cultivator zei, “Als ik geen Boeddhaschap verwezenlijk, is er niets dat gezegd hoeft te worden. Maar als ik dat wel doe op één dag, zal ik jou als eerste redden.” Daarom ging de Boeddha als eerste naar het Hertenpark om Ajnatakaudinya te onderwijzen, die in een vorig leven de Koning Kali was geweest. Door zijn gelofte uit het verleden wou de Boeddha als eerste de mensen redden die hem het slechts behandeld hadden.

Na het horen van dit verhaal, moeten wij allemaal de gelofte maken dat we na we Boeddhaschap verwezenlijkt te hebben, eerste diegene zullen redden die ons het slechts behandeld hebben. We moeten niet denken, “Jij ben zo gemeen tegen mij geweest. Ik ga jou naar de hellen sturen nadat ik een Boeddha geworden ben.” Maak zulke geloften niet.

Toen ging de Boeddha naar het Hertenpark, en sprak de drie draaiingen van het Dharmawiel van de Vier Nobele Waarheden voor de vijf Bhikshu’s. Als eerste zei hij,

Dit is ellende; het is onderdrukkend.

Dit is de oorzaak van ellende; het lonkt.

Dit is het Pad; het kan gecultiveerd worden.

Dit is de beëindiging van ellende; het kan gerealiseerd worden.

De tweede keer zei hij,

Dit is ellende; ik heb het volledig leren kennen.

Dit is de oorzaak van ellende; ik heb het volledig vernietigd.

Dit is het Pad; ik heb het volledig beoefend.

Dit is de beëindiging van ellende; ik heb het volledig gerealiseerd.

Tijdens de derde draaiing zei hij,

Dit is ellende; je moet het weten.

Dit is de oorzaak van ellende; je moet het vernietigen.

Dit is het Pad; je moet het beoefenen.

Dit is de beëindiging van ellende; je moet het realiseren.

Nadat de Boeddha de drie draaiingen van de Vier Nobele Waarheden had gesproken, zei hij tot Ajnatakaundinya, “Je wordt gekweld door gast-stof [vergankelijke verontreinigingen] en hebt geen bevrijding verkregen.”

Toen Ajnatakaundinya de woorden “gast-stof” hoorde, ontwaakte hij en realiseerde de vergankelijkheid van verontreinigende objecten. “De gast is niet de gastheer, en het stof is verontreinigd. Mijn zelfaard is de gastheer en is schoon en zuiver.” Ajnatakaundinya wordt “diegene die de oorspronkelijke limiet begrijpt” genoemd. Hij begrijpt de fundamentele waarheid en werd de “voornaamste vertolker van leegte.”

De Vier Nobele Waarheden zijn grenzeloos en onuitputtelijk. De Shravaka volgelingen, // zowel mannen als vrouwen. Zowel vrouwen als mannen kunnen de verwezenlijking bereiken en Shravaka’s of Arhats worden. Dharmameester Kumarajiva’s moeder, bijvoorbeeld, werden een Arhat van het derde niveau.

Shravaka’s overdenken en beoefenen de Vier Nobele Waarheden. Ze cultiveren de Vier Nobele Waarheden: ellende, de oorzaak van ellende, de beëindiging van ellende en het Pad. Dit houd in zich bewustzijn te zijn van ellende, het elimineren van de oorzaak van ellende, richten op de beëindiging van de oorzaak van ellende en het cultiveren van het Pad. Ze cultiveren de Dharmadeur van de Vier Nobele Waarheden.

Verhullen het werkelijke en tonen het geschikte. Je ziet ze als Shravaka’s, maar in werkelijkheid kunnen het grote Bodhisattva’s zijn van de vergankelijke leer die zo als hulpmiddel verschijnen. Dit wordt het “verhullen van het werkelijke” genoemd. Zij verhullen hun werkelijke verdienste en deugd. “Tonen van het geschikte” betekend dat ze vaardige middelen tonen. Shravaka’s kunnen grote Bodhisattva’s zijn die teruggekomen zijn naar de wereld. Niet allen van hen zijn dit, maar enkele van hen zijn zeker Grote Voertuig Bodhisattva’s die onder diegenen van het Kleine Voertuig verschijnen om ze aan te sporen vooruitgang te boeken in de richting van het grote. Dit wordt “verhullen van het werkelijke en het geschikte tonen” genoemd.

 

  • Het Dharmarijk van Goden

Wezens van de Zes Verlangen en de Brahma Hemelen,

Beoefenen de vijf voorschriften en de tien goede daden.

Planten van zaden met uitvloeiingen,

Ze kunnen hun transmigratie niet beëindigen.

 

Wezens van de Zes Verlangen en de Brahma Hemelen. Ten eerste, zijn er de Zes Verlangen Hemelen, die de Hemelen zijn van het Verlangenrijk. Er zijn hemelen in het Verlangenrijk, het Vormenrijk en het Vormlozerijk – in al de Drie Rijken.

De locatie van onze wereld is onder de eerste van de zes hemelen van het Verlangenrijk – de Hemel van de Vier Hemelse Koningen. Deze hemel, die direct boven ons is, wordt geregeerd door de Vier Hemelse Koningen. De locatie van deze hemel is halverwege op de Berg Sumeru, dit betekent dat de helft van Berg Sumeru in het mensenrijk is terwijl de andere helft de Hemel van de Vier Hemelse Koningen is. De delen van deze hemel worden geregeerd door de Vier Hemelse Koningen en bevinden zich op de noordelijke, zuidelijke, oostelijke en westelijke zijden van de Berg Sumeru, net als de vier continenten van deze wereld: Purvavideha in het Oosten, Jambudvipa in het Zuiden, Aparagodaniya in het Westen en Uttarakuru in het Noorden. Als we in detail zouden treden, zouden we nooit kunnen eindigen met het bespreken van deze hemel.

De wezens in de Hemel van de Vier Hemelse Koningen hebben een levensspan van 500 jaar, maar dit is niet hetzelfde als 500 jaar in onze wereld. Één dag en nacht in die hemel staat gelijk aan 50 jaar op aarde. Ga maar eens na: hoeveel jaar op aarde is 500 jaar in de Hemel van de Vier Hemelse Koningen? De wezens in die hemel leven 500 jaar. Één van hun dagen zijn 50 menselijke jaren. Hoeveel menselijke jaren zijn 365 van hun dagen? Als je wiskunde beheers, kan je het uitrekenen.

De tweede hemel in het Verlangenrijk is de Trayastrimsha Hemel. Trayastrimsha (Trayastri) is een Sanskriet woord. Weet je niet wat dat betekent? Laten we het dan de “Weet-Niet-Hemel” noemen. De Weet-Niet-Hemel is gewoon de Trayastrimsha, een Sanskriet woord dat “drieëndertig” betekent. Shakra, bekend als yin tou la ye (Indra) in de Shurangama Mantra, verblijft in het midden van deze hemelen. Hij is de “God” die vereerd wordt in het Christendom, en in China staat hij bekend als de Jaden Keizer. Het Boek van Geschiedenis (Shu-jing) verwijst naar hem als de Opperste Heerser en zegt, “Baad en observeer zuiverheid om de Opperste Heerser te aanbidden.”

In het oude China wist niemand iets over de Boeddha; ze wisten alleen maar van de Opperste Heerser. Tijdens de Shang Dynastie gebruikte Keizer Tang een zwarte stier als een offer voor de Opperheerser en zei, “Ik, Lü, niet meer dan een klein kind, wenst met deze zwarte stier de Uiterst Verheven Regerende Heerser te laten weten dat als ik overtredingen heb, ze niet van het volk zijn, en als het volk overtredingen heeft, de overtredingen van mij zijn.”

Keizer Tang’s naam was Lü en hij verwees naar zichzelf als een klein kind uit respect voor de Opperste Heerser. Hij offerde zeer oprecht een zwarte stier en vertelde de Opperste Heerser dat als hij overtredingen beging, de burgers niet gestraft moeten worden, en als het gewone volk van zijn land overtredingen beging, de verantwoordelijkheid bij de Keizer lag omdat hij ze niet correct heeft onderwezen.

De Ouden gaven zichzelf op deze wijze de schuld, in tegenstelling tot mensen van tegenwoordig die heel goed weten dat ze fout zaten, maar zeggen, “Kijk niet naar mij! Het is zijn schuld! Hoe kan je mij de schuld geven?” en klagen, “God is oneerlijk. Waarom schenkt hij rijkdom aan anderen en maakt hij mij zo arm? Waarom schenkt hij eer aan enkelen en laat hij mij zo ellendig achter?” Ze geven de hemel de schuld en vervloeken de mensheid, ze kijken alleen maar naar de fouten van anderen in plaats van dat ze hun eigen fouten toegeven. De Ouden erkenden hun eigen fouten.

In de Trayastrimsha Hemel verblijft Shakra in het midden, met rondom hem hen acht hemelen in elk van de vier richtingen, noord, zuid, oost en west, wat in totaal drieëndertig is.

De derde van de Verlangen Hemelen is de Yama [Suyama] Hemel. Yama is een Sanskriet woord dat “tijdsperiode” betekent. In deze hemel zijn de goden zo gelukkig dat ze dag en nacht liederen over hun gelukzaligheid zingen. Ze zingen, “Wat ben ik gelukkig! Ik ben zo gelukkig!” Ze zijn gelukkig gedurende de zes perioden van de dag en nacht. Zodoende is de naam van deze hemel vertaald als “tijdsperiode.” Iedere periode is gevuld met gelukzaligheid.

De vierde van de Verlangen Hemelen is de Tushita Hemel, die vertaal kan worden als “gelukzaligheid en tevredenheid.” De wezens daar zijn altijd gelukkig en tevreden. Diegene die tevredenheid kennen zijn altijd gelukkig. Deze hemel wordt ook wel de “Hemel van Tevredenheid” genoemd, omdat de wezens daar ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat kommer noch kwel hebben. Zij hebben geen enkele kwellingen of zorgen.

De vijfde van de Verlangen Hemelen is de Hemel van de Transformaties van Gelukzaligheid (Nirmalarati). De wezens in deze hemel kunnen geluk halen uit transformaties. In de vorige hemel, die van “gelukzaligheid en tevredenheid,” zijn de wezens gelukkig en tevreden ongeacht er wel of geen transformaties zijn; ze zijn zelfs tevreden in ongelukkige situaties. In deze hemel, brengen de wezens gelukzaligheid voort via transformaties.

De zesde van de Verlangen Hemelen is de Hemel van de Transformaties van Andermans Geluk (Paranirmita-vavartin). De wezens van deze hemel hebben van zichzelf geen enkele gelukzaligheid, maar ze kunnen het voor hun eigen vermaak van andere wezens stelen die in andere hemelen leven. Veel demonen met hun aanhang leven in deze hemel. Waarom stelen ze het geluk van andere wezens in andere hemelen? Dit is omdat ze onredelijk zijn. Ordinaire dieven in de mensenwereld zijn in het algemeen goden die gevallen zijn vanuit de Hemel van de Transformaties van Andermans Geluk. Nadat ze zijn gevallen, hebben ze nog steeds de gewoonte om het geld van anderen te stelen.

De Brahma Hemelen behelzen de Grote Brahma (Mahabrahma) Hemel, de Menigten van Brahma (Brahmakayika) Hemel en de Ministers van Brahma (Brahmapurohita) Hemel. Wezens in de Zes Verlangen Hemelen en de Brahma Hemelen beoefenen de vijf voorschriften en de tien goede daden.

Omdat deze wezens de vijf voorschriften en de tien goede daden cultiveren, verkrijgen ze de zegeningen en beloningen van de hemelen. Het beoefenen van de vijf voorschriften en de tien goede daden plant echter goede wortels met uitvloeiingen, daarom luid het vers: Planten van zaden met uitvloeiingen. Het heeft helemaal niets met anderen te maken. [Opmerking: Deze laatste regel komt eigenlijk van het vers over het Dharmarijk van Mensen.] Je bent zelf verantwoordelijk.

Het is niet makkelijk om de Dharma in de Soetra’s uit te leggen. Ik spreek zonder voorbereiding. “De Meester zei het verkeerd,” denken sommigen van jullie, maar jullie durven het niet hardop te zeggen. Echter, wanneer je het eenmaal in je bewustzijn zegt ontvang ik je telegram gek genoeg. Daarom zal ik de laatste zin corrigeren: Ze kunnen hun transmigratie niet beëindigen. Heb ik het deze keer goed? Heb jij in jezelf gezegd dat ik het verkeerd zei? [Volgeling: “Ja.”] Ha! Het was niet slechts één persoon die op deze wijze dacht. De rest van jullie moet het ook toegeven als je deze gedachte had. [Een andere volgeling: “Ja, ik dacht het ook.”] Je moet eerlijk zijn. Als je niet eerlijk bent, zal je nooit het Pad bereiken. [Nu gaven andere volgelingen ook toe dat ze zo hadden gedacht.]

 

 

  • Het Dharmarijk van Asura’s

Asura’s zijn gewelddadig van aard,

Beladen met zegeningen, ontberen macht.

Absoluut vastberaden om te vechten,

Worden ze voortgesleept door karma.

 

Asura is een Sanskriet woord dat “lelijk” betekend. Mannelijke asura’s zijn extreem lelijk; de vrouwen zijn beeldschoon. Het is de aard van de mannelijke asura om gevechten te beginnen. De vrouwelijke asura is ook van nature gek op vechten, maar zij voert verborgen oorlogen; in tegenstelling tot de openlijke, fysieke oorlogen van de mannen, maken zij gebruik van de wapens van het bewustzijn zoals jaloezie, dwarsliggen, onwetendheid en kwellingen.

Soms wordt dit rijk geplaatst in de Drie Goede Rijken – goden, mensen en asura’s. Op andere momenten worden ze geclassificeerd als één van de Vier Slechte Rijken – Helwezens, hongerige geesten, dieren en asura’s.

Er zijn asura’s in het dierenrijk, in het mensenrijk, in de hemelen en onder de hongerige geesten. Hoewel de asura’s op zichzelf al een individueel Dharmarijk vormen, verschijnen ze ook in de andere rijken. In het algemeen, ongeacht in welk rijk ze zijn, vinden ze het leuk om ruzie te zoeken en hebben ze een driftige aard. Ze genieten van het commanderen van anderen en vinden het leuk om toezichthouder te zijn, maar ze kunnen er niet tegen om onder toezicht te staan. Ze willen niet beheerst worden door anderen. Dit zijn de kenmerken van asura’s.

Als je de asura’s nog niet heb opgemerkt, kan ik je meer over hen vertellen. Onder mensen kunnen asura’s goed of slecht zijn. De goede asura’s zijn bijvoorbeeld militaire ambtenaren en troepen, en slechte asura’s zijn bandieten, dieven, overvallers, geweldplegers, moordenaars en dergelijke. We kunnen deze asura’s zien in de wereld van mensen.

Er zijn ook asura’s in de hemelen. Hemelse asura’s voeren strijd met de hemelse troepen van Shakra. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat proberen ze Shakra te overwinnen zodat ze zijn bejuweelde troon kunnen grijpen en de hemelse koning kunnen worden. Maar het maakt niet uit welke strategie ze gebruiken, ze worden altijd verslagen, omdat Beladen met zegeningen, ontberen macht. Ze hebben de zegeningen verzameld waardoor ze wedergeboorte in de hemelen hebben verdient, maar ze hebben er geen gezag. Daarom worden ze steeds weer verslagen in hun gevechten met de hemelse troepen.

Zijn er asura’s in het dierenrijk? Ja. Tijgers, bijvoorbeeld, zijn asura’s onder de dieren. Leeuwen en wolven zijn ook asura’s onder de dieren. Deze asura’s kwellen de andere dieren. Wolven, tijgers en leeuwen doden andere dieren voor voedsel. Ze jagen op andere dieren omdat ze de aard van asura’s hebben. Slangen en adelaars zijn ook asura’s.

In het algemeen zijn asura’s uitzonderlijk onredelijk en ze zijn driftig van aard. Ze worden continu woest. Veel te driftig!

Er zijn ook asura’s in het rijk van de hongerige geesten en treiteren continu andere geesten. Het rijk van de hongerige geesten bevat goedaardige en kwaadaardige geesten. Kwaadaardige geesten zijn uitzonderlijk onredelijk. Geesten zijn niet redelijk om mee te beginnen, maar deze asurageesten zijn zelfs nog onredelijker. Daarom zegt het gedicht: Asura’s zijn  gewelddadige van aard. Ze hebben explosieve driftbuien.

Beladen met zegeningen, ontberen macht. Ze hebben hemelse zegeningen, maar ontberen hemelsgezag. Ze vechten voor macht en voordelen, maar ze kunnen hen niet verkrijgen. Absoluut vastberaden om te vechten: ze houden ervan om te vechten en om oorlog te voeren. De moderne wereld is een wereld van asura’s – iedereen is aan het vechten en worstelen, iedereen probeert elkaar te onderwerpen.

Asura’s zijn zo strijdlustig dat ze kunnen blijven vechten voor honderd, tweehonderd, driehonderd, vijfhonderd of zelfs duizend jaar. Ze zouden duizend jaar lang kunnen vechten zonder er moe van te worden!

Dit is het Tijdperk dat Sterk is in Strijd en ook het Dharma-beëindigings Tijdperk. Toch willen wij niet dat het het Dharma-beëindigings Tijdperk is; wij willen dat de correcte Dharma zegeviert. We moeten zweren dat waar we ook gaan, de Juiste Dharma zal zegevieren. Wanneer we dat doen, zal elke plek waar we heen gaan, een plaats worden van authentieke Dharma. Wanneer iedereen deze gelofte volbrengt, zal het Dharma-beëindigings Tijdperk veranderen in het Juiste-Dharma Tijdperk. We kunnen de situatie omdraaien.

Ze worden voortgesleept door karma. Asura’s kunnen geboren worden in de hemelen, in het mensenrijk of in de rijken van de dieren en hongerige geesten. Voortgesleept door de kracht van hun karma, worden ze verward en creëren ze meer karma, en ondergaan de vergelding. De kracht van hun karma sleept hen voort om vergelding te ondergaan in verscheidene rijken. Beoefenaars moeten oppassen om niet strijdlustig en driftig te zijn. Dan zullen ze niet het asurarijk ingetrokken worden.

Vijf van de negen Dharmarijken hebben asura’s. In het dierenrijk zijn er asura’s onder de wezens die in de lucht vliegen, op het land leven en in het water leven. Krokodillen zijn een voorbeeld van asura’s die in het water leven. Wilde hengsten zijn asura’s onder de paarden. Ze brengen moeilijkheden en onrust tot de kudde. De meeste stieren zijn ook asura’s. Ze stoten met hun twee hoorns tegen dingen om hun zware asuraneigingen te tonen. Stieren zijn van nature asura’s. Honden hebben zelfs een grotere asuraaard, daardoor hebben hondenbezitters een hechte relatie met asura’s. Als je met asura’s omgaat, wordt je hechter met hen. En om hecht met hen te worden is gevaarlijk; je kan zo in het rijk van de asura’s vallen. Iedereen moet hiervoor opletten en niet het rijk van de asura’s inrennen!

 

  • Het Dharmarijk van Mensen

Het pad van mensen is harmonie,

Met verdiensten en overtredingen afgewisseld.

Door deugdzame daden stijg je; overtredingen laten je dalen,

Het heeft niets met anderen te maken.

 

Het rijk van de asura’s is gevaarlijk, maar hoe zit het met het mensenrijk? Er zijn zowel goede als slechte mensen. Het pad van mensen is harmonie. Mensen zijn harmonieuze wezens die in staat zijn om met iedereen om te gaan.

Diegene die menselijke wezens worden zijn echter noch volledig goed noch volledig slecht. Wezens die volledig goed zijn worden in de hemelen herboren, terwijl degenen die volkomen slecht zijn dieren of hongerige geesten worden of in de hellen vallen. Mensen hebben zowel verdiensten als overtredingen. Wanneer de verdiensten van een persoon groter zijn dan zijn overtredingen, zal hij in een welvarende en vooraanstaande familie geboren worden, maar iemand met weinig verdiensten en zware overtredingen zal in een arme familie geboren worden. Tussen deze twee uitersten zijn er duizenden variaties en talrijke verschillen. Daarom, zegt het vers: met verdiensten en overtredingen afgewisseld. Ze hebben enkele verdiensten en ze hebben ook enkele overtredingen; ze zijn noch extreem yin noch extreem yang. Wezens met een overwicht aan yin worden geesten. Diegene die overwegend yang zijn worden goden; zij worden geen mensen.

Mensen kunnen opstijgen naar de hemelen of neerdalen in de hellen. Als je goede daden uitvoer, stijg je; als je overtredingen bega, val je. Daarom zegt het vers: Met deugdzame daden stijg je; overtredingen laten je dalen.

Het heeft niets met anderen te maken. Andere mensen kunnen jou niet bevelen om in de hellen te vallen, je een geest maken of ervoor zorgen dat je een dier wordt. Je hebt het volledig in je eigen handen. Wat je creëert moet je ondergaan. Je moet de gevolgen van je eigen handelingen ondergaan.

 

  • Het Dharmarijk van Dieren

Dieren voeden zich gretig op hebzucht,

Nooit verzadigd door heel veel.

Ze nemen dat wat zwart is als wit

En kunnen geen onderscheid maken tussen goed en kwaad.

 

De zeven Dharmarijken die hierboven omschreven zijn zijn de betere. Als je wil kan je ze betreden om ze uit te proberen – voer een show op – maar je moet niet spelen met de drie overige Dharmarijken. Als je deze uitprobeert kan het zo zijn dat je ze niet meer kunt ontsnappen. Er wordt gezegd dat wanneer je eenmaal je menselijke vorm verliest, er tienduizend eeuwigheden kunnen verstrijken voordat die vorm weer verkregen kan worden. Het is erg gevaarlijk; je moet het niet gewoon als een spel behandelen. Één van mijn volgelingen vergeleek het met een toneelstuk opvoeren, maar hij begrijpt niet echt wat er gaande is.

Er zijn biljoenen dieren, een eindeloze variatie – vliegende, kruipende, zwemmende en lopende – in de lucht, op het land en in het water. De soorten vogels en vliegende dieren alleen al lopen in de miljoenen, en er zijn ook niet weinig landdieren. Er zijn miljoenen landdieren, variërend van kleine knaagdieren tot aan koeien, paarden, herten en beren tot aan de machtige olifant. In het water zijn er zeehonden, waterbuffels, zeepaarden, zeekoeien en talrijke variaties van zwemmende wezens.

We zouden nooit al deze dieren grondig kunnen bestuderen en begrijpen. Zelfs Ph.D.’s op het gebied van de zoölogie, biologie en gerelateerde disciplines die uitgebreid en voortdurend onderzoek uitvoeren, hebben geen mogelijkheid om al de diersoorten van de wereld te kennen. Als ze er duizend kennen, dan kennen ze er geen elfhonderd. Wanneer ze er elfhonderd kennen, dan kennen ze er nog geen twaalfhonderd.

Ook al zou iemand beweren dat hij ze allemaal kent, hoe kan hij er zeker van zijn dat niemand anders er meer kent dan hem? Het is onmogelijk om er zeker van te zijn. Het is onmogelijk voor ons om volledig alle soorten dieren te kennen. Zelfs het aantal van de verschillende soorten van insecten zou moeilijk vast te stellen zijn. Wanneer we het zo onderzoeken, zou je dan niet zeggen dat de wereld meer-lagerig en oneindig is, oneindig en meer-lagerig?

Wezens worden dieren als gevolg van één ding: hebzucht. Dieren voeden zich gretig op hebzucht. Voor hen, het maakt niet uit wat het is, geldt hoe meer hoe beter. Een beetje is niet goed genoeg. Ze zijn onverzadigbaar hebberig; ze worden nooit moe van meer.

Omdat ze nooit verzadigd zijn door heel veel, kunnen ze niet herkennen dat zwart, zwart is. Ze zeggen, “Oh, het is wit!” Ze nemen dat wat zwart is als wit. Omdat ze hebberig zijn voor alles, hebben ze geen opvattingen die wij als redelijk zouden beschouwen – zelfs tot het punt dat ze begeren om uitwerpselen te eten. Hoe meer uitwerpselen een hond eet, hoe fijner hij dat vindt. Mensen vragen zich af hoe het zulke ranzige dingen kan eten, maar de hond vind het smakelijker met elke mondvol. Zo zijn ze – nooit verzadigd met heelveel! Dit is een voorbeeld van zwart als wit zien: Ze vinden genot in iets dat in essentie onplezierig is. Hebzucht kan zich uitstrekken tot het verlangen voor meer ziekten. Één ziekte is niet genoeg; ze willen er twee. Ze willen ook meer medicijnen nemen.

En ze kunnen geen onderscheid maken tussen goed en kwaad. Dieren zijn niet helder over goed en kwaad. Dit komt doordat ze het vermogen ontberen te beredeneren. Hoe zijn ze zo geworden? Simpelweg door hebzucht. Ze worden vertroebeld, en onwetendheid omhult hen zodat ze volledig onbewust worden van alle redelijkheid.

Neem oplettendheid in acht en ben niet hebzuchtig. Mensen die het huishoudersleven hebben verlaten moeten niet hebberig zijn voor geld, maar sommige zeggen “hoe meer hoe beter!” Zulke hebzucht brengt je in groot gevaar en het is makkelijk om als gevolg een dier te worden.

“Mensen die het kloosterleven betreden kunnen niet vallen,” kan je zeggen.

Wanneer ze niet cultiveren in overeenstemming met de voorschriften van de Boeddha, zullen ze zelfs sneller vallen. De ouden hadden een gezegde: “Vele van degenen die voor de poorten van de hellen staan, zijn Sanghans en Taoïsten.” Al de oude Taoïsten en Boeddhistische monniken die hebberig waren, staan te wachten voor de poorten van de hellen en zeggen: “Snel! Stuur me naar de hellen. Schiet op en laat me binnen!” Eenmaal binnen, is het een groot feest daarbinnen. Ze denken dat de hellen heel leuk zullen zijn; daarom gaan ze daar naar toe. Maar wanneer ze daar eenmaal gearriveerd zijn realiseren ze dat het geen spel is.

 

  • Het Dharmarijk van Hongerige Geesten

De geestachtige bende schept genoegen in haat,

Misleid door gevolgen, verward over oorzaken;

Hun onwetendheid en onderstebovenheid

groeien groter iedere dag, dieper iedere maand.

 

Bijna iedereen heeft wel over geesten gehoord, maar niet iedereen gelooft erin. Er zijn zelfs Boeddhistische volgelingen die niet geloven dat er geesten zijn. Geesten zijn massa’s yinenergie die schaduw en geen vorm, of vorm en geen schaduw hebben. Misschien heb je een donkere schaduw gezien, die echter verdween als je beter keek. Of misschien heb je iets gezien dat op een persoon leek, maar dat meteen weer verdween. Zulke fenomenen zijn moeilijk te begrijpen.

Van de Tien Dharmarijken zijn we nu het Dharmarijk van de geesten aan het bespreken. Er zijn zoveel verschillende soorten geesten als er zandkorrels in de Ganges Rivier zitten. Er zijn oneindig veel soorten geesten. Sommigen zijn welgestelde en machtige geesten die als koningen over het geestenrijk regeren. Sommigen zijn armoedige en machteloze geesten – het is vaak het geval dat de arme geesten mensen lastigvallen en problemen veroorzaken. Als je wilt weten hoeveel soorten geesten er zijn, moet je hard werken in je cultivatie, je vijf ogen openen en de zes spirituele penetraties verkrijgen, dan zal je het weten.

Wat betreft de mensen die zeggen dat geesten niet bestaan, ik zeg hen dat als er geen geesten zouden zijn, er ook geen Boeddha’s, mensen of dieren zouden zijn, omdat dieren getransformeerd zijn uit geesten, evenals mensen, asura’s enzovoorts, zelfs tot aan goden, Arhats, Pratyekaboeddha’s, Bodhisattva’s en Boeddha’s. Alle rijken komen voort uit het geestenrijk. Dit is omdat de Tien Dharmarijken niet gescheiden zijn van één enkele gedachte, en één gedachte van het bewustzijn creëert de Tien Dharmarijken.

Door jezelf als een geest te gedragen, zal je in het rijk van de geesten vallen. Door je te gedragen als een persoon, kom je naar het mensenrijk. Door je te gedragen als een asura, sluit je jezelf aan bij de gelederen van de asura’s. Het opnemen van de beoefeningen van een Arhat, betreed je het rijk van de Arhats. Door jezelf te gedragen als een Pratyekaboeddha, betreed je dat rijk. Door de daden van een Bodhisattva te verrichten, sluit je je aan bij het gevolg van de Bodhisattva’s. Door het werk van Boeddha’s uit te voeren, realiseer je Boeddhaschap. Wanneer je helachtige overtredingen bega, val je in de hellen. Dit allemaal wordt voortgebracht door de ene gedachte die je nu in jouw bewustzijn hebt. Daarom zeggen we dat de Tien Dharmarijken niet verder gaan dan één enkele gedachte.

De geestachtige bende schept genoegen in haat. Geesten genieten ervan om in een vurige woede te exploderen wanneer mensen niet goed voor hen zijn, en zelfs wanneer ze goed behandeld worden, worden ze alsnog boos. Ze vinden niets leuker dan mensen problemen te bezorgen. Ze geven je problemen of je nou aardig tegen ze bent of niet. Er is een oud gezegde: “Het branden van een wierookstokje roept geesten op.” Mensen branden wierookstokjes om respect te tonen aan geesten. Voordat je respect getoond had tot hen vielen ze je niet lastig, maar nadat je eenmaal kennis gemaakt hebt, worden de geesten een overlast, ze maken je ziek of geven je andere problemen. Confucius heeft gezegd: “Respecteer de geesten en spirits, maar houd ze op afstand.” Het is wijs om respect te tonen aan de geesten en spirits, maar houd ze verder op afstand en wordt niet te hecht met hen.

Misleid door gevolgen, verward over oorzaken. Ze zijn onhelder over resultaten en begrijpen hun oorzaken niet, en daardoor kunnen ze geen onderscheid maken tussen goed en kwaad. In essentie: als je een goede oorzaak plant zal je een goed resultaat oogsten; als je een slechte oorzaak plant zal je een slecht resultaat oogsten. Wanneer je meloenen plant krijg je meloenen; plant bonen en je zal bonen krijgen. Geesten begrijpen dit niet. Zij planten aubergines en gaan ervan uit dat ze hete paprika’s zullen oogsten, of ze planten hete paprika’s en denken dat ze komkommers zullen oogsten. Omdat ze geen verstand hebben van principes, handelen ze roekeloos en verward.

Hun onwetendheid en onderstebovenheid // groeien groter iedere dag, dieper iedere maand. Ze accumuleren iedere dag heel veel karma. Hun onwetendheid en onderstebovenheid wordt dieper met iedere verstreken maand. Hoe meer karma ze creëren, hoe dieper hun onwetendheid wordt, en hoe dieper het wordt, hoe meer overtredingen ze begaan.

 

  • Het Dharmarijk van Helwezens

De angsten en het lijden van de hellen hebben geen deuren,

Maar toch boort men zich er regelrecht in.

Begoochelingen voortgebracht, daden worden begaan.

De vergelding wordt gedragen in overeenstemming.

 

De hellen zijn een ellendige plek. Iemand die graag een vakantie wil nemen in de hellen kan dat op ieder moment doen. Ik garandeer dat je daar meteen aankomt. Hoe? Er wordt gezegd,

 

Depressief en zwaarmoedig, zwerf je door de hellen.

Gelukkig en glimlachend, geniet je van eeuwige jeugd.

Huilen en verdriet creëert een kleine donkere kamer in de hellen.

 

Wanneer je eenmaal bezorgd bent, reis je naar de hellen om een vakantie te nemen. Wanneer je bezorgd bent, plant je een zaad voor de hellen. Wanneer je lacht, plant je een zaad voor de hemelen. Er wordt gezegd:

 

Vanaf de oudheid, hadden de goddelijke onsterfelijken

geen andere beoefening

dan enkel gelukkig te zijn en om niet verdrietig te zijn.

 

Wanneer je depressief bent, maak je een uitstapje naar de hellen. Als je de heel tijd lacht, zal je er altijd jong uit zien zelfs wanneer je oud bent. Wanneer je huilt, geef je jezelf heel veel ergernis.

In het algemeen is er geen geluk in de hellen. Ze zijn vol van ellende en verdriet. De angsten en het lijden van de hellen // hebben geen deuren, maar toch boort men zich er regelrecht in. In tegenstelling tot gevangenissen die gebouwd zijn om criminelen vast te zetten, hebben de hellen geen deuren. Wanneer je echter voorbestemd bent om naar de hellen te gaan, is het net alsof er deuren open gaan wanneer je daar aankomt, omdat je jezelf een weg naar binnen wringt en boort waar er geen ingang was.

Begoochelingen voortgebracht, daden worden begaan. Waarom ga je naar de hellen? Onwetendheid en kwellingen maken je dom en verward, daarom creëer je slecht karma en doe je geen goede daden. De vergelding wordt gedragen in overeenstemming. Wanneer je slecht karma creëert, val je in de hellen om de vergeldingen te ondergaan. Er komt geen einde aan deze cyclus wanneer het eenmaal begint. Je ontvangt exacte vergelding voor het soort karma dat je creëert, en de vergelding zit er nooit een haar naast.

 

Tien Rijken is één gedachte

 

Al deze tien rijken – één enkele gedachte –

Zijn niet gescheiden van jouw huidige gedachte.

Als je tot die gedachte kan ontwaken,

Zal je onmiddellijk de andere oever bereiken.

 

Boeddha’s, Bodhisattva’s, Shravaka’s, en Pratyekaboeddha’s zijn de Vier Heilige Dharmarijken; goden, mensen, asura’s, helwezens, hongerige geesten en dieren zijn de Zes Normale Dharmarijken. Samen zijn het de Tien Dharmarijken. Waar komen de Tien Dharmarijken vandaan? Uit de ene gedachte die zich nu in jouw bewustzijn bevind. Al deze tien rijken – één enkele gedachte – // zijn niet gescheiden van jouw huidige gedachte.

Als je kan ontwaken tot die gedachte, als je hem kan begrijpen, zal je onmiddellijk op de andere oever arriveren. De andere oever is verlichting. Wanneer je verlichting bereikt, zal je niet langer verward zijn. Wanneer onwetendheid verpletterd is en het Dharmalichaam verschijnt, bereik je de andere oever. Dit is Mahaprajnaparamita.