Hoofdstuk 8

Het loven van Heerser Yama en zijn volgelingen

 

Op dat moment, vanuit het binnenste van de IJzeren Ring Berg, arriveerde Heerser Yama en zijn gevolg van ontelbare Geestkoningen voor de Boeddha in de Trāyastriṃśa Hemel. Zij waren: de Geestkoning Slecht Vergif, de Geestkoning Vele Slechtheden, de Geestkoning Groot Meningsverschil, de Geestkoning Witte Tijger, de Geestkoning Bloed Tijger, de Geestkoning Karmijnrode Tijger, de Geestkoning Verspreiden van Rampen, de Geestkoning Vliegend Lichaam, de Geestkoning Bliksemflits, de Geestkoning Wolfstand, de Geestkoning Duizend Ogen, de Geestkoning Diereneter, de Geestkoning Rotsdrager, de Geestkoning Heer van Slecht Nieuws, de Geestkoning Heer van Ongelukken, de Geestkoning Heer van Voedsel, de Geestkoning Heer van Rijkdom, de Geestkoning Heer van Huiselijke Dieren, de Geestkoning Heer van Vogels, de Geestkoning Heer van Dieren, de Geestkoning Heer van Bergtrollen, de Geestkoning Heer van Geboorte, de Geestkoning Heer van Leven, de Geestkoning Heer van Ziekten, de Geestkoning Heer van Gevaar, de Geestkoning Drie Ogen, de Geestkoning Vier Ogen, de Geestkoning Vijf Ogen, de Geestkoning Ch’i Li Shih, de Grote Geestkoning Ch’i Li Shih, de Geestkoning Ch’i Li Ch’a, de Grote Geestkoning Ch’i Li Ch’a, de Geestkoning No Ch’a, de Grote Geestkoning No Ch’a en andere Grote Geestkoningen zoals dezen. Met hen kwamen honderden duizenden lagere Geestkoningen die door heel Jambudvīpa zweren, elk van hen heeft de leiding over een bepaald rechtsgebied.

Geholpen door de ontzagwekkende spirituele kracht van de Boeddha en de kracht van Kṣitigarbha Bodhisattva Mahāsattva, vergezelde al deze Geestkoningen Heerser Yama naar de Trāyastriṃśa Hemel en ze stonden gezamenlijk aan één kant. Toen knielde Heerser Yama, plaatste zijn palmen tegen elkaar, en zei tot de Boeddha, “Bhagavān, geholpen door de ontzagwekkende spirituele kracht van de Boeddha en de kracht van Kṣitigarbha Bodhisattva, ben ik in staat om hierheen te komen met al deze Geestkoningen om me aan te sluiten bij deze grote assemblee in de Trāyastriṃśa Hemel, wat erg veel in ons voordeel zal zijn. Er is nu een kleine twijfel die ik graag zou willen uitspreken, en wij hopen dat de Bhagavān meedogend zal zijn en het wil wegnemen.”

De Boeddha zei tot Heerser Yama, “Ik zal elke vraag beantwoorden die jij wilt stellen.”

Op dat moment keek Heerser Yama respectvol naar de Bhagavān, maakte een buiging, draaide zijn hoofd naar Kṣitigarbha Bodhisattva om hem te erkennen, en zei toen tot de Boeddha, “Bhagavān, ik zie dat Kṣitigarbha Bodhisattva gebruik maakt van honderden duizenden behulpzame middelen om wezens te redden die ellende aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen binnenin de zes paden van wedergeboorte. Ik zie dat hij dit zo onbaatzuchtig doet, en zonder ook maar een beetje vermoeidheid. Desondanks dat deze grote Bodhisattva gebruik maakt van zijn onvoorstelbare spirituele penetraties om deze daden te doen, duurt het niet lang voordat de wezens die hij geholpen heeft om bevrijding te verkrijgen van vergelding om weer in de slechte paden te vallen.

“Bhagavān, aangezien Kṣitigarbha Bodhisattva zulke grote onvoorstelbare spirituele krachten bezit, waarom zijn wezens niet in staat om op hem te vertrouwen, om op de goede paden te blijven en om voor eens en altijd bevrijd te zijn? Alstublieft, Bhagavān, verklaar dat voor ons.”

De Boeddha vertelde aan Heerser Yama, “De wezens van Jambudvīpa zijn koppig en halsstarrig van aard, moeilijk om te temmen, moeilijk om te bedwingen. Deze grote Bodhisattva redt zulke wezens voortdurend gedurende honderden duizenden eeuwigheden, en zorgt ervoor dat ze snel bevrijding verkrijgen. Zelfs voor wezens die vergeldingen aan het ondergaan zijn in de meest noodlottige bestemmingen, past de Bodhisattva de kracht van hulpmiddelen toe om ze te ontwarren van hun eigen fundamentele karmische omstandigheden en zorgt ervoor dat ze de gebeurtenissen van hun vorige levens gaan begrijpen.

“Maar omdat wezens van Jambudvīpa zo gebonden zijn door hun eigen zware slechte gewoontes blijven ze onophoudelijk tussen de verschillende paden wisselen, terwijl deze Bodhisattva gedurende vele lange eeuwigheden zwoegt om hun volledige bevrijding en verlossing te bewerkstelligen.

“Ze zijn net als mensen die door verwardheid de weg naar huis zijn vergeten, en per vergissing een gevaarlijke weg volgen. Op deze gevaarlijke weg zijn er vele yakṣa’s, tijgers, wolven, leeuwen, slangen en adders. Deze verwarde mensen zullen zeker snel gewond raken op dat gevaarlijke pad. Maar dan ontmoeten ze een goed geïnformeerde gids, vaardig in het ontwijken van alle mogelijke gevaren, waaronder de vergiften van de gevaarlijke yakṣa’s en anderen. Deze mentor begint de reizigers van dat gevaarlijke pad af te begeleiden, door te zeggen, ‘Pas op allemaal! Wat heeft jullie naar deze weg geleidt? Wat voor speciale vaardigheden hebben jullie om al deze gevaren te ontwijken?’

“Door dat te horen realiseren de verwarde reizigers zich dat ze op een gevaarlijk pad zijn en keren terug, om te proberen te ontsnappen. De aardige gids zegt ze dan dat ze elkaars hand moeten vastpakken, en leidt ze zo van dat gevaarlijke pad, en helpt ze om de dodelijke gevaren te ontwijken. Wanneer ze een veilige weg bereiken zijn de reizigers opgelucht en kalmeren. Hun gids zegt ze dan, ‘Ben voorzichtig verwarde personen om nooit meer op dat pad terug te gaan. Wanneer je er eenmaal op bent, is het moeilijk om ervan af te komen; het kan een persoon zijn natuur en leven vernietigen.’

“De reizigers die verward waren uitte hun diepe dankbaarheid, en terwijl ze op het punt staan om uit elkaar te gaan, zegt de mentor tot hen, ‘Als je andere reizigers zie, hetzij je ze persoonlijk kent of niet, zowel als ze mannen of vrouwen zijn, vertel ze dat de gevaren en slechtheden op dat pad hun naturen en levens kunnen vernietigen. Sta niet toe dat ze onbewust hun eigen dood veroorzaken.’ Op dezelfde wijze, Kṣitigarbha Bodhisattva, uitgerust met grote mededogen, redt wezens die ellende aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen en maakt het voor hun mogelijk om geboren te worden onder mensen en goden, waar ze wonderbaarlijke gelukzaligheid genieten.

“Wanneer deze overtreders eenmaal bevrijd zijn van de ellende die ze ondervonden in de paden waar hun karma hen heen had geleidt, moeten ze deze paden nooit meer nemen. Ze zijn net als de verdwaalde mensen die per vergissing een gevaarlijk pad namen en die naar veiligheid werden geleidt door een vriendelijke gids. Ze weten nu dat ze nooit meer die weg moeten nemen. Daarnaast sporen ze anderen aan om die weg nooit meer te nemen door te zeggen, ‘Wij persoonlijk namen die weg toen we verwart waren geraakt, maar we ontsnapte en we weten nu beter dan om ooit nog die weg te betreden. Als we er nogmaals voet op zouden zetten, zouden we nogmaals verwart raken en niet in staat zijn om het te herkennen als het gevaarlijke pad dat we eender hadden genomen. In dat geval, kunnen we onze levens verliezen.’ Hetzelfde is waar voor het vallen in de slechte bestemmingen. Dankzij de krachtige hulpmiddelen van Kṣitigarbha Bodhisattva, kunnen wezens bevrijd worden en wedergeboorte verkrijgen als mensen of goden. Als ze zich dan zouden omdraaien en betreden de slechte bestemmingen nogmaals, dan kunnen diegene met zware karmische boeien voor eeuwig in de hellen verblijven zonder een kans om te ontsnappen.”

Op dat moment, plaatste de Geestkoning Slecht Vergif zijn palmen respectvol tegen elkaar, richtte zich tot de Boeddha, en zei, “Bhagavān, elk van ons ontelbare Geestkoningen van Jambudvīpa schenken voordelen of brengen letsel toe dat verschilt per wezen. Echter, karmische vergeldingen zorgen ervoor dat diegene die deel uit maken van mijn gevolg meer kwaad doen dan goed. Desalniettemin, wanneer we een huishouden, een stad, een dorp, een tuin, een landhuis of een hut passeren waar er mannen of vrouwen zijn die goede daden hebben gecultiveerd waarvan de verdienste zo klein zijn als een haar, zelfs als ze maar een vaandel of baldakijn hebben opgehangen, een klein beetje wierook of een paar bloemen hebben gebruikt als offering tot de afbeeldingen van Boeddha’s of Bodhisattva’s, die de heilige Soetra’s hebben gereciteerd of wierook hebben gebrand als offering voor slechts één zin of gatha in hen, zullen wij Geestkoningen deze mensen respecteren zoals we de Boeddha’s van het verleden, heden en de toekomst zouden respecteren. Wij zullen de kleinere geesten bevelen, die elk van hen grote kracht bezit, evenals de aardespirits, om deze mensen te beschermen. Slechte situaties, ongevallen, hevige of onverwachte ziekten en alle andere ongewilde gebeurtenissen zullen niet eens in de buurt van hun woningen komen of andere plaatsen waar ze kunnen zijn, laat staan dat ze de deur binnenkomen.”

De Boeddha prees de Geestkoningen, “Uitstekend, uitstekend, dat al jullie Geestkoningen je aansluiten bij Heerser Yama bij het beschermen van goede mannen en vrouwen op deze wijze. Ik zal dit aan Heer Brahma en Heer Śakra vertellen om er zeker van te zijn dat jullie ook beschermd worden.”

Toen dat gezegd was, zei een Geestkoning in de assemblee genaamd Heerser van Leven tot de Boeddha, “Bhagavān, mijn karmische omstandigheden zijn zo dat ik de jurisdictie heb over de levensspanen van mensen in Jambudvīpa, ik heers zowel over de tijdstippen van hun geboorte als hun overlijden. Mijn fundamentele geloften zijn gebaseerd op een groot verlangen om ze te bevoordelen, maar mensen begrijpen mijn intenties niet en gaan door geboorte en sterven in angst. Waarom is dat?

“Wanneer vrouwen in Jambudvīpa net kinderen gebaart hebben, of het nu jongens of meisjes zijn, of wanneer ze op het punt staan om te baren, moeten goede daden uitgevoerd worden om de voordelen van het huishouden te vergroten, om zo ervoor te zorgen dat de lokale aardespirits onmetelijk tevreden zullen zijn. De spirits zullen dan de moeder en het kind beschermen zodat ze vredig en gelukkig zullen zijn, en ze zullen voordelen naar het gehele gezin brengen. Na de geboorte, moet al het doden en verwonden dat als doel heeft om als offering van vers vlees te dienen voor de moeder zorgvuldig vermeden worden, evenals feesten die gepaard gaan met het drinken van alcohol, het eten van vlees, zingen en het bespelen van muziekinstrumenten. Al deze dingen kunnen de moeder en het kind ervan weerhouden om vredig en gelukkig te zijn. Waarom is dit? Op het moeilijke tijdstip van geboorte, ontelbare kwaadaardige geesten, waaronder bergtrollen, gobelins en bepaalde spirits, verlangen ernaar om het sterk ruikende bloed te eten. Ik geef de lokale aardespirits van dat huishouden snel het bevel om de moeder en het kind te beschermen, om ervoor te zorgen dat ze vredig en gelukkig zijn en om andere voordelen te ontvangen. Wanneer mensen in deze huishoudens getuigen zijn van deze voordelen, moeten ze verdienstelijke daden verrichten om hun dankbaarheid te tonen aan de aardespirits. Als ze in plaats daarvan, verwonden en doden, en grootte bijeenkomsten organiseren met feestmalen en amusement, dan zullen de vergeldingen die van zulke overtredingen resulteren door henzelf gedragen worden en zullen eveneens letsel aan de moeder en het kind toebrengen.

“Verder, wanneer mensen van Jambudvīpa op het punt staan om te sterven, wens ik ze te behoeden om in de slechte paden te vallen, ongeacht of ze goede of slechte daden begaan hebben. Maar hoeveel groter is deze kracht van mij wel niet om ze te helpen wanneer ze persoonlijk goede wortels hebben gecultiveerd! Wanneer diegene die goed doen in Jambudvīpa op het punt staan om te sterven, transformeren honderden duizenden geesten en spirits van de slechte paden zichzelf en verschijnen als hun ouders of andere familieleden om te proberen ervoor te zorgen dat deze mensen in de slechte paden vallen. Hoeveel meer is dit het geval voor diegene die slechte daden hebben begaan!

“Bhagavān, wanneer mannen of vrouwen van Jambudvīpa op het punt staan om te sterven, worden hun bewustzijnen en spirits verward en duister. Ze zijn niet in staat om onderscheid te maken tussen goed en kwaad, en hun ogen en oren zijn niet in staat om te zien of te horen. Daarom moeten familieleden van deze overledenen gullen offeringen maken, de heilige Soetra’s reciteren en de namen van Boeddha’s en Bodhisattva’s reciteren. Deze goede omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat de overledenen de slechte paden verlaten, en dat alle demonen, geesten en spirits zich zullen terugtrekken en weggejaagd worden.

“Bhagavān, als wezens van welke soort dan ook de mogelijkheid heeft om de naam van één Boeddha of Bodhisattva te horen of om één zin of gatha van een Mahāyāna Soetra te horen op het tijdstip van sterven, observeer ik dat deze wezens snel bevrijd kunnen worden van de trekkracht van hun opeengehoopte kleine slechte daden die hun anders in de slechte paden zouden hebben getrokken. De uitzondering hierop zijn misdaden waarbij moorden betrokken is die vijfvoudige meedogenloze vergelding rechtvaardigen.”

De Boeddha zei tot de Geestkoning Heerser van Leven, “Dankzij jouw grote mededogen, ben je in staat om zulke grote geloften te maken en om alle wezens te beschermen te midden van leven en dood. Wanneer mannen of vrouwen in de toekomst geboorte en sterven ondergaan, trek dan niet terug van jouw gelofte, maar bevrijd ze allemaal zodat zij eeuwige vrede kunnen ervaren.”

De Geestkoning zei tot de Boeddha, “Alstublieft ben niet bezorgd. Tot het einde van mijn leven, zal ik in elke gedachte de wezens van Jambudvīpa beschermen, zowel op de momenten van geboorte als van sterven, zodat ze allemaal kalmte zullen vinden. Mijn wens is alleen maar dat ze op het moment van geboorte en sterven, ze zullen geloven wat ik zeg, zodat ze allemaal bevrijdt kunnen worden en vele voordelen kunnen verkrijgen.”

Op dat moment zei de Boeddha tot Kṣitigarbha Bodhisattva, “Deze grote Geestkoning Heerser van Leven heeft al honderden duizenden levens als een grote Geestkoning doorlopen, om wezens gedurende hun geboortes en sterfgevallen te beschermen. Alleen dankzij dit grote wezen zijn meedogende geloften verschijnt hij zo in het lichaam van een grote Geestkoning, want in werkelijkheid is hij niet een geest. Nadat honderdzeventig eeuwigheden zijn verstreken, zal hij een Boeddha worden met de naam Geen Verschijning Tathāgata. Zijn eeuw zal Gelukkig genoemd worden, en zijn wereld zal Zuivere Woning genoemd worden. De levensspan van deze Boeddha zal zich uitstrekken voor ontelbare eeuwigheden. Kṣitigarbha, de omstandigheden rond deze grote Geestkoning zijn zo. Ze zijn onvoorstelbaar, en de mensen en goden die hij redt zijn ontelbaar.”

 

Volgende Hoofdstuk

Terug