Hoofdstuk 7

Het bevoordelen van de levenden en de overledenen

 

Op dat moment, zei Kṣitigarbha Bodhisattva Mahāsattva tot de Boeddha, “Bhagavān, ik zie dat elke enkele beweging of roering van gedachte van de kant van wezens van Jambudvīpa een overtreding is. Wezens hebben de neiging om alle heilzame voordelen op te maken die ze verdient hebben, en vele van hen eindigen op het terugtrekken van hun oorspronkelijke aspiratie. Als ze slechte situaties tegenkomen, vergroten ze die met elke gedachte. Ze zijn als mensen die zware rotsen proberen te dragen terwijl ze door de modder lopen. Elke stap wordt nog moeilijker en de rotsen nog hinderlijker terwijl hun voeten dieper wegzinken. Als ze een mentor tegenkomen, kan hij sterk genoeg zijn om hun lasten te verlichten of zelfs volledig te verwijderen. Na ze zo te helpen, adviseert de mentor hen om op vaste grond te blijven en om aandachtig te zijn om nooit meer terug te gaan op dat verraderlijke pad.

“Bhagavān, de slechte gewoontes van wezens variëren van klein tot groot. Aangezien dat alle wezens dergelijk gewoontes hebben, moeten hun gezinsleden of familieleden zegeningen voor hen creëren wanneer ze op het punt staan om te sterven om ze zo bij te staan op het pad voor hen. Dit kan gedaan worden door vaandels en baldakijnen op te hangen; olielampen aan te steken; de heilige Soetra’s te reciteren; en door offeringen te maken voor de afbeeldingen van Boeddha’s of Wijzen. Een andere manier om ze bij te staan is door de namen van Boeddha’s, Bodhisattva’s en Pratyekaboeddha’s te reciteren zodat de recitatie van elke naam langs het oor van de stervende passeert en in zijn fundamentele bewustzijn wordt gehoord.

“Veronderstel dat het slechte karma dat door wezens gecreëerd was zo is dat ze in de slechte bestemmingen behoren te vallen. Als hun familieleden heilzame oorzaken cultiveren ten behoeve van hen wanneer ze op het punt staan om te sterven, kunnen hun veelvoudige overtredingen ontbonden worden. Als familieleden vervolgens vele goede daden kunnen uitvoeren gedurende de eerste negenenveertig dagen na de dood van deze wezens, dan kunnen de overledenen de slechte bestemmingen voor eeuwig verlaten, en als mensen en goden geboren worden, en superieure wonderbaarlijke gelukzaligheid ontvangen. De levende familieleden zullen ook grenzeloze voordelen ontvangen.

“Daarom spoor ik nu, voor de Boeddha’s, Bhagavān’s, evenals voor de goden, draken en de rest van de achtvoudige divisie, mensen en niet-menselijken, wezens van Jambudvīpa aan om verwonden, doden, en het begaan van andere onheilzame daden zorgvuldig te vermijden; om zich te onthouden van het vereren van geesten en spirits of het maken van opofferingen tot hen; en om nooit bergtrollen op te roepen op de dag van sterven. Waarom is dat? Doden, verwonden en het maken van opofferingen hebben niet eens een heel klein beetje kracht waarmee de overledenen geholpen kunnen worden. Zulke handelingen binden de oorzaken van overtredingen alleen maar vaster zodat ze nog dieper en sterker groeien. De overledene kon verdiend hebben om zijn potentie voor Sagenschap te vergroten of het verkrijgen van een geboorte onder mensen of goden in zijn volgende leven of in de toekomst. Maar als zijn familieleden overtredingen in zijn naam begaan, zal zijn goede wedergeboorte uitgesteld worden. Hoeveel de meer zal dit het geval zijn voor mensen die op het punt staan om te sterven die gedurende hun levens gefaald hebben om zelfs een paar goede wortels te planten. Elke overtreder moet de slechte bestemmingen ondergaan in overeenstemming met zijn eigen karma. Hoe kan iemand verdragen dat familieleden aan dat karma toevoegen? Dat zou hetzelfde zijn als om van een buurman te hebben die een paar extra dingen toevoeg aan een lading van honderd kilogram die door iemand gedragen wordt, terwijl hij al een lange afstand heeft gereisd en gedurende drie dagen niets heeft gegeten. Wanneer dat extra gewicht toegevoegd zou worden, zou de last van die persoon zelfs meer ondragelijk worden.

“Bhagavān, ik zie dat wezens van Jambudvīpa zelf de voordelen van alle goede daden zullen ontvangen die ze kunnen uitvoeren die in overeenstemming zijn met de leringen van de Boeddha. Dit geldt zelfs wanneer de daden zo klein zijn als een haarspriet, een waterdruppel, een zandkorrel of een stofkorrel.”

Nadat dat gezegd was, stond een Ouderling in de assemblee op genaamd Geweldige Welbespraaktheid. Hij had lang geleden Non-Productie gerealiseerd en verscheen alleen maar in het lichaam van een Ouderling om anderen te onderwijzen en te transformeren dooruit de gehele tien richtingen. Hij plaatste respectvol zijn palmen tegen elkaar, en vroeg aan Kṣitigarbha Bodhisattva, “Grote Meester, nadat mensen van Jambudvīpa gestorven zijn cultiveren hun naaste en verre familieleden verdienste door vegetarische maal offeringen te maken en door andere dergelijke goede daden te doen, zal de overledenen genoeg verdienste en deugd verkrijgen dat aanzienlijk genoeg is om hun bevrijding te veroorzaken?”

Kṣitigarbha Bodhisattva antwoordde, “Ouderling, gebaseerd op de overweldigende kracht van de Boeddha’s, zal ik nu dit principe uiteenzetten om wille van wezens van het heden en de toekomst. Ouderling, als wezens van het heden en de toekomst wanneer ze op het punt staan om te sterven de naam van één Boeddha, één Bodhisattva of één Pratyekaboeddha horen, zullen ze bevrijding verkrijgen zowel als ze overtredingen begaan hebben of niet.

“Wanneer mannen of vrouwen beladen met overtredingen die gefaald hebben om goede oorzaken te planten overlijden, kunnen zelfs zij één-zevende deel van elke verdienste ontvangen die aan hen door familieleden opgedragen worden die goede daden ten behoeve van hen uitvoeren. Het andere zes-zevende deel van de verdienste zal naar de levende familieleden terugkeren die de goede daden hebben uitgevoerd. Hieruit volgt dat goede mannen en vrouwen van het heden en de toekomst die cultiveren terwijl ze sterk en gezond zijn al het voordeel zullen ontvangen dat voortkomt.

“De aankomst van de Grote Geest van Vergankelijkheid is zo onverwachts dat de bewustzijnen van de overledenen eerst in duisternis en in onduidelijkheid dwalen, onbewust van overtredingen en zegeningen. Gedurende negenenveertig dagen is het net alsof de overledenen verward of doof zijn, of alsof ze in rechtszittingen zitten waar hun karmische vergeldingen vastgesteld worden. Wanneer de veroordeling eenmaal vaststaat, worden ze in overeenstemming met hun karma herboren. Gedurende de tijd voordat de wedergeboorten vastgesteld zijn, lijden de overledenen aan duizenden op duizenden angsten. Hoeveel de meer is dit het geval voor diegene die op het punt staan om in de slechte bestemmingen te vallen.

“Gedurende negenenveertig dagen, zullen diegene wiens levens beëindigd zijn en die nog niet herboren zijn elk moment hopen dat hun naastte familieleden zegeningen zullen verdienen die krachtig genoeg zijn om ze te redden. Na het verstrijken van deze tijd, zullen de overledenen vergelding ondergaan in overeenstemming met hun karma. Als iemand een overtreder is, kan hij honderden duizenden jaren doorgaan zonder zelfs maar één dag van bevrijding. Als iemands overtredingen Vijfvoudige Meedogenloze Vergelding verdienen, zal hij in de grote hellen vallen en onophoudelijk ellende ondergaan gedurende honderden miljoenen eeuwigheden.

“Verder, Ouderling, wanneer wezens die karmische overtredingen begaan hebben sterven, kunnen hun familieleden vegetarische offeringen bereiden om ze te helpen op hun karmische padden. Tijdens het proces van het bereiden van de vegetarische maaltijd en voordat het gegeten wordt, mag het rijstwaswater en de groentebladeren niet op de grond gegooid worden. Voordat het voedsel geofferd is tot de Boeddha’s en de Sangha, mag niemand ervan eten. Als er laksheid of overtredingen begaan worden gedurende deze aangelegenheid, dan zullen de overledenen er geen kracht van ontvangen, maar als zuiverheid streng wordt gehandhaafd tijdens het bereiden van de offering voor de Boeddha’s en de Sangha, zullen de overledenen één-zevende deel van de verdienste ontvangen. Daarom, Ouderling, door vegetarische offeringen uit te voeren namens de gestorven vaders, moeders en andere familieleden tijdens het maken van oprechte smeekbede namens hen, bevoordelen wezens van Jambudvīpa zowel de levenden als de gestorvenen.”

Nadat dat gezegd was, brachten duizenden biljoenen nayuta’s geesten en spirits van Jambudvīpa die in het paleis van de Trāyastriṃśa Hemel aanwezig waren, de grenzeloze aspiratie voort om Bodhi te verwezenlijken. De Ouderling Geweldige Welbespraaktheid maakte een buiging en trok zich terug.

 

Volgende Hoofdstuk

Terug