Hoofdstuk 4

Karmische vergeldingen van wezens van Jambudvīpa

 

Op dat moment zei Kṣitigarbha Bodhisattva tot de Boeddha, “Bhagavān, omdat ik de ontzagwekkende spirituele kracht van de Boeddha ontvang, Tathāgata, ben ik in staat om mijn lichaam op te delen en om wezens te redden die karmische vergeldingen aan het ondergaan zijn overal in biljoenen werelden. Als het niet was voor de grote meedogende kracht van de Tathāgata, zou ik niet in staat zijn om zulke veranderingen en transformaties te manifesteren. Nu heeft de Bhagavān het redden en bevrijden van wezens in de zes paden aan mij toevertrouwd totdat Ajita een Boeddha wordt. Ik accepteer de toevertrouwing, Bhagavān. Heb alstublieft geen verdere bezorgdheid.”

Toen vertelde de Boeddha aan Kṣitigarbha Bodhisattva, “Wezens die nog geen bevrijding hebben verkregen hebben verwarde naturen en bewustzijnen. Hun slechte gewoontes oogsten slecht karma; hun goede gewoontes brengen beloningen. Door op situaties te reageren door goede of slechte daden te begaan zorgen ze ervoor dat ze in de vijf paden blijven draaien zonder een moment rust. Gedurende eeuwigheden zo talrijk als stofkorrels blijven ze verward, misleid, belemmerd en geteisterd door moeilijkheden. Ze zijn net als vissen die in wateren zwemmen die dicht geregen zijn met netten. Ze kunnen er doorheen slippen en hun vrijheid tijdelijk behouden, maar vroeger of later zullen ze gevangen worden. Ik ben bezorgd om zulke wezens. Maar omdat jij herhaaldelijk veelomvattende geloften blijft maken gedurende opeenvolgende eeuwigheden om deze overtreders over te brengen, welke verdere zorgen moet ik dan nog hebben?”

Nadat dat gezegd was, zei een Bodhisattva Mahāsattva in de assemblee met de naam Samādhi Zelf-Meesterschap Koning tot de Boeddha, “Bhagavān, welke geloften heeft Kṣitigarbha Bodhisattva gemaakt gedurende zovelen opeenvolgende eeuwigheden die er nu voor zorgen dat hij de speciale lof van de Bhagavān ontvangt? Wij hopen dat de Bhagavān ons hierover verteld.”

De Bhagavān antwoordde toen tot Samādhi Zelf-Meesterschap Koning, “Luister aandachtig, luister aandachtig en overdenk deze voorbeelden zorgvuldig die ik jou zo ga geven. Een moment, grenzeloze asaṃkhyeya’s nayuta’s van onuitsprekelijke eeuwigheden geleden, verscheen een Boeddha genaamd Alwetendheid-Verwezenlijkt Tathāgata, Diegene Waardig voor Offeringen, Diegene met Juiste en Allesomvattende Kennis, Diegene Perfect in Zuiverheid en Gedrag, Diegene op een Goede Plek, Ongeëvenaarde Ridder Die de Wereld Begrijpt, Temmende en Bedwingende Held, Leraar voor Goden en Mensen, Boeddha, Bhagavān, in de wereld. De levensspan van die Boeddha was zestigduizend eeuwigheden. Voordat hij een monnik werd, was hij de koning van een klein land en was bevriend met de koning van een aangrenzend land. Beide koningen beoefenden de Tien Heilzame Daden en hielpen wezens. Omdat de inwoners van deze twee aangrenzende landen vele slechte daden begingen, maakte de twee koningen een plan door gebruik te maken van verreikende hulpmiddelen. Eén koning maakte de gelofte om snel een Boeddha te worden en om dan absoluut alle andere wezens te redden.

“De andere koning maakte de gelofte, ‘Ik wil niet een Boeddha worden voordat ik eerst al degenen heb gered die ellende aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen, om het voor hun mogelijk te maken om rust te vinden en om uiteindelijk Bodhi te bereiken.’”

De Boeddha vertelde aan de Bodhisattva Samādhi Zelf-Meesterschap Koning, “De koning die zweerde om snel een Boeddha te worden is Alwetendheid-Verwezenlijkt Tathāgata. De koning die zweerde om wezens te blijven redden die ellende aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen in plaats van om een Boeddha te worden is Kṣitigarbha Bodhisattva.

“Een ander moment, grenzeloze asaṃkhyeya eeuwigheden geleden, verscheen een Boeddha genaamd Zuivere-Lotus-Ogen Tathāgata in de wereld. Zijn levensspan was veertig eeuwigheden. Tijdens zijn Dharmagelijkenistijdperk, ontmoete een Arhat die zegeningen had verzameld door het redden van wezens een vrouw genaamd Heldere Ogen, die eenmaal een maaltijd tot hem offerde terwijl hij wezens aan het onderwijzen en transformeren was.

“‘Wat is jouw wens?’ Vroeg de Arhat.

“Heldere Ogen antwoordde, ‘Op de sterfdag van mijn moeder heb ik verdienstelijke daden uitgevoerd om haar te redden, maar ik weet niet waar mijn moeder nu is.’

“Uit medeleven voor haar, betrad de Arhat samādhi om te beschouwen en zag dat de moeder van Heldere Ogen in een slechte bestemming was gevallen waar ze extreem ellende aan het ondergaan was. De Arhat vroeg, ‘Heldere Ogen, wat voor onheilzaam karma heeft jouw moeder gecreëerd gedurende haar leven dat er nu voor zorgt dat ze zulke verschrikkelijke ellende moet ondergaan in een slechte bestemming?’

“Heldere Ogen antwoordde, ‘Mijn moeder genoot van het eten van vis, schildpadden en andere zeewezens. Ze genoot in het bijzonder van het bakken of braden van vis- en schildpadeieren. Iedere keer dat ze dat at nam ze duizenden levens. Oh, Eerwaarde, ben alstublieft meedogend en vertel me hoe ze gered kan worden!’

“De Arhat had medelijden met Heldere Ogen en gebruikte zijn bekwame middelen. Hij spoorde Heldere Ogen zo aan, ‘Met oprechte vastberadenheid, ben aandachtig van Zuivere-Lotus-Ogen Tathāgata en maak ook gebeeldhouwde en geschilderde afbeeldingen van hem. Wanneer je dat doe, zullen de levenden en de overledenen beiden beloond worden.’

“Nadat Heldere Ogen dat hoorde, nam ze snel afstand van alles dat ze lief had en gaf ze haastig opdracht voor het maken van schilderijen van de Boeddha. Daarna maakte ze offeringen voor hen. De verering die ze voelde ontroerde haar tot tranen en ze huilde van verdriet terwijl ze de Boeddha aanschouwde en tot hem boog. Plotseling aan het einde van de nacht, in een droom, zag ze het lichaam van die Boeddha, oogverblindend goudkleurig en zo groot als Berg Sumeru, groot licht uitstralen.

“Hij zei tot Heldere Ogen, ‘Jouw moeder zal binnenkort in jouw huishouden geboren worden en zodra die zuigeling honger en kou kan voelen, zal hij spreken.’

“Kort daarop, baarde een dienstmeid in het huishouden een zoon die sprak voordat hij drie dagen oud was. Hij boog zijn hoofd en huilde, en zei tot Heldere Ogen, ‘De karmische gevolgen die we creëren gedurende onze levens en sterfgevallen resulteren in vergeldingen die wijzelf moeten ondergaan. Ik ben jouw moeder en ben een lange tijd in duisternis geweest. Sinds jij en ik zijn gescheiden, ben ik herhaaldelijk in de grote hellen gevallen. Bij het ontvangen van de kracht van jouw zegeningen, ben ik herboren als een kind van een bediende met een korte levensspan. Dertien jaar vanaf nu, zal ik weer in de slechte paden vallen. Heb jij een manier om me te bevrijden zodat ik ze kan vermijden?’

“Toen Heldere Ogen deze woorden hoorde, wist ze zonder enige twijfel dat ze van haar moeder waren. Stotterend van verdriet, zei ze tot het kind van de bediende, ‘Aangezien dat jij mijn moeder was, moet je jouw eigen overtredingen uit het verleden kennen. Wat onheilzaam karma heb jij gecreëerd dat ervoor gezorgd heeft dat je in de slechte paden viel?’

“De zoon van de dienstmeid antwoordde, ‘Ik ben vergelding aan het ondergaan voor twee soorten karma: moorden en beledigen. Als ik niet de zegeningen ontvangen had die jij verdiend had om mij te redden van mijn erbarmelijke situatie, dan zou ik nog niet zijn vrijgelaten van dat karma.’

“Heldere Ogen vroeg, ‘Wat gebeurd er in de hellen wanneer wezens vergelding aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen?’

“De zoon van de dienstmeid antwoordde, ‘Ik kan het niet verdragen om te spreken over de manieren waarop wezens lijden voor hun overtredingen. Zelfs als ik honderdduizend jaar oud zou worden, zou ik het moeilijk vinden om erover te praten.’

“Toen Heldere Ogen dat hoorde, huilde ze hevig en sprak in de lucht, door te zeggen, ‘Ik zweer dat mijn moeder voor eeuwig bevrijd zal worden van de hellen. Aan het einde van deze dertien jaren, zal ze beëindigd zijn met haar zware overtredingen en zal niet terugkeren naar de slechte paden. O Boeddha’s van de tien richtingen, met jullie mededogen en medelijden, luister alstublieft naar de allesomvattende en machtige gelofte die ik ten behoeve van mijn moeder aan het maken ben. Als mijn moeder nooit meer de drie slechte paden betreed, nooit meer geboren wordt in een lage stand en nooit meer vrouwelijk zal zijn, dan hier voor de afbeelding van Zuivere-Lotus-Ogen Tathāgata, zweer ik dat vanaf deze dag, gedurende miljoenen biljoenen eeuwigheden ik zal reageren tot alle wezens die ellende aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen in de hellen of de drie slechte paden van elke wereld. Ik zweer om ze te redden van de slechte bestemmingen van de hellen, hongerige geesten, dieren en dergelijke. Alleen nadat wezens met dusdanige vergeldingen allemaal Boeddha’s zijn geworden zal ik zelf Juiste Verlichting bereiken.’

“Na het maken van die gelofte , hoorde ze duidelijk Zuivere-Lotus-Ogen Tathāgata tot haar zeggen, ‘Heldere Ogen, jouw eigen grote mededogen en medelijden zal jouw moeder bereiken via deze machtige gelofte die je nu aan het maken bent. Mijn beschouwing toont me dat jouw moeder na dertien jaar klaar zal zijn met deze vergelding en geboren zal worden als een Brahmaan met een levensspan van honderd jaar. Na die vergelding, zal ze geboren worden in het Land van Geen Zorgen met een levensspan van ontelbare eeuwigheden. Later zal ze de bloei van Boeddhaschap bereiken en mensen en goden redden zo talrijk als de zandkorrels in de Ganges.’”

Śākyamuni Boeddha vertelde aan Samādhi Zelf-Meesterschap Koning, “De Arhat wiens zegeningen Heldere Ogen toen hielp is nu Onuitputtelijke Intentie Bodhisattva. De moeder van Heldere Ogen is nu Bevrijding Bodhisattva. Heldere Ogen zelf is nu Kṣitigarbha Bodhisattva. Hij heeft op deze wijze zijn mededogen en medelijden vergroot vanaf verafgelegen eeuwigheden tot het heden door zoveel geloften te maken als er zandkorrels in de Ganges zitten om grootte aantallen wezens te redden.

“Mannen en vrouwen kunnen in de toekomst falen om goede daden te verrichten en enkel in staat zijn om slechte daden te begaan; het kan zijn dat ze niet in oorzaak en gevolg geloven; kunnen toegeven aan seksueel wangedrag en liegen; kunnen verdeeldheidzaaiende en onvriendelijke spraak gebruiken; en kunnen het Grote Voertuig beledigen. Wezens met karma zoals dat behoren zeker in de slechte bestemmingen te vallen. Maar als ze Goede en Wijze Adviseurs ontmoeten die ze aansporen en ervoor zorgen dat ze vlug toevlucht nemen tot Kṣitigarbha Bodhisattva, dan zullen deze wezens net zo vlug van hun vergeldingen in de drie slechte paden verlost worden. Als deze wezens vastberaden en respectvol zijn, als ze aanschouwen, buigen en de Bodhisattva loven, en als ze offeringen van bloemen, wierook, kleding, juwelen, voedsel en dranken tot hem maken, zullen ze voortreffelijke wonderbaarlijke gelukzaligheid in de hemelen genieten voor miljoenen biljoenen eeuwigheden. Wanneer hun zegeningen in de hemelen eindigen en ze worden als mensen geboren, zullen ze gedurende honderden duizenden eeuwigheden de potentie hebben om staatsleider te worden die in staat zijn om alle aspecten van oorzaken en gevolgen van vorige levens te herinneren. O Samādhi Zelf-Meesterschap Koning, Kṣitigarbha Bodhisattva heeft zulke onvoorstelbare grote overweldigende spirituele krachten die hij in toenemend maten gebruikt om wezens te bevoordelen. Al jullie Bodhisattva’s moeten deze Soetra herinneren, en het ver en wijd verkondigen en verspreiden.”

Samādhi Zelf-Meesterschap Koning Bodhisattva zei tot de Boeddha, “Bhagavān, ben alstublieft niet ongerust. Wij duizenden biljoenen Bodhisattva’s Mahāsattva’s, gebaseerd op de overweldigende spirituele kracht van de Boeddha, zullen deze Soetra zeker wijd door heel Jambudvīpa verkondigen om wezens te bevoordelen.”

Na zo tot de Bhagavān te hebben gesproken, plaatste Samādhi Zelf-Meesterschap Koning Bodhisattva respectvol zijn palmen tegen elkaar, boog en trok zich terug.

Op dat moment rezen de Vier Hemelse Koningen van hun zetels, plaatsten hun palmen respectvol tegen elkaar en zeiden tot de Boeddha, “Bhagavān, Kṣitigarbha Bodhisattva heeft steeds zulke grote geloften gemaakt vanaf verafgelegen eeuwigheden tot aan het heden. Hoe komt het dat hij nu nog steeds niet klaar is met het overbrengen van wezens? Waarom blijft hij voortdurend zijn allesomvattende en machtige geloften hernieuwen? Alstublieft, Bhagavān, leg dat voor ons uit.”

De Boeddha vertelde aan de Vier Hemelse Koningen, “Uitstekend, uitstekend. Nu, om jullie te bevoordelen en om dat voordeel uit te breiden tot mensen en goden van het heden en de toekomst, zal ik spreken over hoe Kṣitigarbha Bodhisattva uit mededogen en medelijden behulpzame middelen gebruikt, binnenin de paden van geboorte en sterven in Jambudvīpa in de Sahāwereld om wezens te redden, over te brengen en te bevrijden die ellende aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen.”

De Vier Hemelse Koningen antwoordde, “Alstublieft, Bhagavān, wij zouden graag over zijn werk horen.”

De Boeddha vertelde aan de Vier Hemelse Koningen, “Vanaf verafgelegen eeuwigheden in het verleden tot aan het heden, is Kṣitigarbha Bodhisattva bezig geweest met het redden en bevrijden van wezens. Aangezien zijn geloften nog steeds niet zijn volbracht, blijft hij met mededogen en medelijden wezens helpen die ellende aan het ondergaan zijn voor hun overtredingen in deze wereld. Verder, ziet hij de onophoudelijke verwikkelingen van hun oorzaken die zich uitstrekken tot aan oneindige toekomstige eeuwigheden. Daardoor vernieuwt hij zijn geloften. Zo, in deze Sahāwereld, op het continent van Jambudvīpa, onderwijst en transformeert deze Bodhisattva wezens door middel van miljoenen biljoenen behulpzame middelen.

“O Vier Hemelse Koningen! Tot moordenaars, zegt Kṣitigarbha Bodhisattva dat een korte levensspan de vergelding zal zijn. Tot overvallers, zegt hij dat armoede en intens ellende de vergelding zal zijn. Tot diegene die zich toegeven aan ongepaste seks, zegt hij dat wedergeboorte als duiven of mandarijn woerden of eenden de vergelding zal zijn. Tot diegene die wrede spraak gebruiken, zegt hij dat ruziënde families de vergelding zal zijn.

“Tot diegene die beledigen, zegt hij dat tongloos en aangetaste monden de vergelding zal zijn. Tot de haatdragende, zegt hij dat lelijk en kreupel zijn de vergelding zal zijn. Tot de hebzuchtige, zegt hij dat het niet verkrijgen van wat men zoekt de vergelding zal zijn. Tot de vraatzuchtige, zegt hij dat honger, dorst en ziekten van de keel de vergelding zal zijn. Tot jagers, zegt hij dat een angstaanjagende krankzinnigheid die diegene zijn leven zal verwoesten de vergelding zal zijn.

“Tot diegene die zich tegen hun ouders verzetten, zegt hij dat gedood worden in natuurrampen de vergelding zal zijn. Tot brandstichters die bergen en bossen afbranden, zegt hij dat het proberen om zelfmoord te plegen tijdens de verwardheid van krankzinnigheid de vergelding zal zijn.

“Tot wrede ouders of stiefouders, zegt hij dat gegeseld worden in toekomstige levens de vergelding zal zijn. Tot diegene die jonge dieren strikken en vangen, zegt hij dat gescheiden zijn van zijn eigen kinderen de vergelding zal zijn. Tot diegene die het Drievoudige Juweel beledigen, zegt hij dat blindheid, doofheid of stomheid de vergelding zal zijn. Tot diegene die de Dharma kleineren en de Leringen met arrogantie aanschouwen, zegt hij dat voor eeuwig in de slechte paden verblijven de vergelding zal zijn. Tot diegene die de eigendommen van de Eeuwige Woning vernietigen of misbruiken, zegt hij dat voor honderden miljoenen eeuwigheden in de hellen ronddwalen de vergelding zal zijn. Tot diegene die het zuivere gedrag van anderen verontreinigen en die valse verklaringen tegen leden van de Sangha uitdragen, zegt hij dat het voor eeuwig in het dierenrijk verblijven de vergelding zal zijn. Tot diegene die schroeien, verbranden, onthoofden, verminken of op andere wijzen wezens kwaad doen, zegt hij dat het ondergaan van hetzelfde soort van ellende de vergelding zal zijn.

“Tot diegene die de voorschriften en de reglementen van zuiver eten overtreden, zegt hij dat geboren worden als vogels of dieren die honger en dorst moeten lijden de vergelding zal zijn. Tot diegene die onjuist en destructief gebruik maakt van dingen, zegt hij dat het niet in staat zijn om ooit te verwerven van wat men zoekt de vergelding zal zijn. Tot de arrogante en hoogmoedige, zegt hij dat slaafs en van lage afkomst zijn de vergelding zal zijn. Tot diegene die laster gebruiken om onenigheid tussen anderen te veroorzaken, zegt hij dat tongloos of spraakgebrekkig zijn de vergelding zal zijn. Tot diegene met onjuiste standpunten, zegt hij dat geboren worden in achtergebleven gebieden de vergelding zal zijn.

“De slechte gewoontes die wezens van Jambudvīpa voortzetten waarbij karma van lichaam, spraak en bewustzijn betrokken is, resulteren in honderden duizenden vergeldingen zoals dezen. Ik heb hier enkel een paar voorbeelden genoemd. Aangezien dat het variërende karma dat wezens van Jambudvīpa creëren verschillende reacties oproepen, gebruikt Kṣitigarbha Bodhisattva honderden duizenden behulpzame middelen om wezens te onderwijzen en te transformeren. Deze wezens moeten eerst vergeldingen ondergaan zoals dezen, en vallen dan in de hellen, waar ze eeuwigheden vast zullen zitten zonder mogelijkheid om te ontsnappen. Je moet daarom mensen en landen beschermen. Sta niet toe dat de accumulatie van karma wezens verwart.”

Na dat te hebben gehoord, huilde de Vier Hemelse Koningen van verdriet, plaatste hun palmen tegen elkaar en trokken zich terug.

 

Volgende Hoofdstuk

Terug