Wijn, lust, rijkdom en woede zijn de ondergang geweest van ontelbaar vele Boeddhistische volgelingen. Rijkdom, seks, roem, voedsel en slaap hebben ook de toekomst van ontelbaar vele potentiële heiligen en waardigen verpest.

 

 

Wijn, lust, rijkdom en boosheid zijn de vier muren;

Veel verwarde mensen zijn daarbinnen gevangen.

Als iemand buiten deze muren kan springen,

Zal diegene eeuwig leven genieten en nooit oud worden.

 

Dit gedicht spreekt over de vijf wereldse verlangens van rijkdom, seks, roem, voedsel en slaap waardoor mensen ondersteboven gekeerd worden en die ervoor zorgen dat ze leven alsof ze dronken zijn en sterven dromend, te verward om terug te keren. Er zijn ook “wijn, lust, rijkdom en woede.” Zij die van wijn houden, denken constant aan het drinken van wijn. Zij die naar seks verlangen, hebben constant gedachtes over seks. Zij die verlangen naar rijkdom, proberen altijd een manier te vinden om rijk te worden. Zij die graag boos worden, barsten altijd uit in woede over kleine en grote zaken. Deze vier dingen zijn net als vier muren waarin mensen gevangen zitten, daarom zegt het gedicht, “Veel verwarde mensen zijn daarbinnen gevangen.” We kunnen niet weten hoeveel mensen tussen die muren leven. “Als iemand buiten deze muren kan springen,” als iemand zich kan onthouden van wijn, niet toegeeft aan lust, niet gierig is voor geld en niet boos wordt, “zal diegene eeuwig leven genieten en nooit oud worden.” Als je niet door wijn, lust, rijkdom en woede geroerd wordt, zal je zeker ‘n lang leven hebben.

 

Hoewel het Boeddhisme ons leert om niet gehecht te zijn aan het denkbeeld van ‘n levensspan, als je niet boos kunt worden, geen wijn of bedwelmende middelen kunt gebruiken en als je niet gierig bent naar seks of rijkdom, dan beheerst je voor ’n groot deel je eigen levensspan. Als je iets langer wil leven, kan je dat. Als je niet te oud wilt worden, kan je naar wedergeboorte gaan wanneer je maar wil. Je bent vrij en kalm. Dit is ware zelfbeheersing. Zelfbeheersing betekent dat je altijd de leiding heb, niet beheerst door anderen. Wat betekent het om beheerst te worden door anderen? Als je onophoudelijk redenerende gedachten creëert, dan is om beheerst te worden door anderen. Wat is zelfbeheersing? Als je geen redenerende gedachten heb, is dat zelfbeheersing. Als je de Bodhisattva die met Zelfbeheersing Contempleert [Avalokiteshvara] wil zijn, moet je geen enkele redenerende gedachten hebben. Wanneer je door alle redenerende gedachten en gehechtheden breek, is dat zelfbeheersing; dat is de Bodhisattva die met Zelfbeheersing Contempleert. Het is ook “verlichte hij de vijf skandha’s en zag dat ze allemaal leeg zijn, en zo hief hij alle ellende en problemen op.” [De Hart Soetra]

 

Wijn, lust, rijkdom en woede zijn de ondergang geweest van ontelbaar vele Boeddhistische volgelingen. Rijkdom, seks, roem, voedsel en slaap hebben ook de toekomst van ontelbaar vele potentiële heiligen en waardigen verpest. En toch worden mensen niet wakker. Ze brengen nog steeds hun levens door in ’n dronken toestand en sterven dromend, en weten niet hoe ze zich moeten omdraaien. Wat onnozel, wat meelijwekkend! Daarom achtte ik toen ik jong was, rijkdom, seks, roem, voedsel en slaap als uitermate vies zijnde, net als uitwerpselen of modder. Ik zag wijn, lust, rijkdom en woede als uitwendige dingen die niets met mijn lichaam, geest of leven te maken hadden. Ik begon ‘n manier te zoeken om de vijf verlangens achter me te laten en om buiten de vier muren te springen. Toen besloot ik om het huishoudersleven te verlaten.

 

Nadat ik het huishoudersleven verlaten had, wilde ik anderen helpen en daarvoor gebruikte ik de Mantra van Groot Mededogen, de Tweeënveertig Handen en Ogen en de Shurangama Mantra om mensenlevens te redden. Ik redde vele mensen, maar daarmee beledigde ik ook vele demonen, geesten en andere vreemde wezens. Sommigen wezens kwamen van de hemelen; sommigen uit het mensenrijk; sommigen waren zeemonsters die in het water leefden. Omdat ik zoveel hemelse demonen, berg- en riviertrollen enzovoort had beledigd, verdronk ik bijna toen ik met de boot van Tianjin naar Shanghai ging.

 

Ik herinner me dat de tocht slechts drie ‘a vier dagen had moeten duren (Dit was meer dan veertig jaar geleden.) Maar de boot die ik nam, was meer dan ‘n halve maand op zee. Al het voedsel en water aan boord was op, maar de boot zeilde alleen maar rondjes op de zwarte uitgestrekte zee. Geen één van de motoren werkte en er was geen enkele manier om de kust te bereiken. Er waren ‘n paar honderd passagiers aan boord en zij bleven maar overgeven. Wanneer de boot voorover helde, rees het andere deel enkele meters de lucht in. Toen het de andere kant op schommelde, zonk die kant enkele meters het water in. De boot schommelde heen en weer in het zwarte water en kapseisde bijna. Op dat moment werkte het reciteren van de Mantra van Groot Mededogen niet en het reciteren van de Shurangama Mantra hielp ook al niet. Ik had mijn maag leeg gekotst, en lag op het dek en was niet instaat om me te bewegen. Ik wist dat de boot niet kon bewegen vanwege de zeemonsters die met mij aan het vechten waren, door de boot te proberen te laten kapseizen om mij te laten verdrinken. Ik had alles uitgekotst, zelfs mijn gal uit mijn galblaas, en ik had geen kracht meer over. Ik dacht erover om vrijwillig de zee in te springen, zodat al die vele mensen niets zou overkomen vanwege mij. Maar ik had nog steeds ‘n beetje hoop: ik bad tot Guanyin Bodhisattva. Ik zei, “Guanyin Bodhisattva, vanaf het moment dat ik geboren ben wou ik werken voor het Boeddhisme. Als ik nog steeds van nut kan zijn voor het Boeddhisme, strek dan alstublieft uw heilige hand uit om de golven te kalmeren en om de boot naar Shanghai te leiden. Als u uw heilige hand niet kunt uitstrekken om me te redden, dan zal ik nu overboord springen, zodat al deze mensen niet hoeven te sterven vanwege mij. Ik ben bereid om mijn vergelding te dragen.”

 

Toen ik klaar was met mijn gebed, gingen de gewelddadige wind en golven liggen . Na veertien dagen kwam de boot eindelijk aan in Shanghai. Als het ook maar ‘n paar dagen langer op zee was gebleven, zouden de mensen zo uitgehongerd zijn geweest dat men misschien wel elkaar zouden gaan op eten, en dan zouden er onvoorzienbare gevolgen zijn geweest. Dit zijn de soort problemen die ik kreeg doordat ik me bemoeide met andermans z’n zaken en ze probeerde te helpen. Vanaf dat moment aan, nadat ik naar Hong Kong ging, durfde ik me niet zoveel meer met andermans z’n zaken te bemoeien. Zelfs nu, houd ik me er niet teveel mee bezig. Wanneer mensen ziek zijn en ik kan ze helpen, dan doe ik dat stilletjes; wanneer ik niet kan helpen, dan is er niets dat ik kan doen. Als ik nu terugdenk aan mijn jeugd, zie ik dat ik niet het verstand had om mijzelf te beschermen en ik had geen besef van hoe ontzettend groot het universum was, zo beledigde ik ontelbare berg- en zeemonsters. Ik heb jullie hierover vandaag verteld in de hoop dat jullie niet net zoals mij zullen zijn en dat jullie je te veel zullen bemoeien met andermans z’n zaken.

 

Een lezing gegeven op 28 Oktober 1990

in de Avalokiteshvara Tempel te Parijs, Frankrijk

 

 

Naar volgende Dharmalezing

Terug naar Dharmalezingen Europa