Waarvoor cultiveren we het Pad? Het is voor onvergankelijkheid, gelukzaligheid, ware zelf en zuiverheid te verkrijgen. We willen ultieme, ware geluk verkrijgen.
Toen Shakyamuni Boeddha onder de Bodhiboom zat, zag hij op een nacht één heldere ster en zei driemaal, “Wat wonderbaarlijk!” Hij zei, “Alle levende wezens bezitten de wijsheid en deugdzame eigenschappen van de Tathagata, maar dankzij hun valse gedachten en gehechtheden, kunnen ze hen niet verwezenlijken.” Toen ging de Boeddha naar het Hertenpark om de eerste vijf Bhikshu’s te onderwijzen, waarvan Ajnatakaundinya er één was, door het Dharmawiel te draaien en de Vier Nobele Waarheden uit te leggen. Bij de eerste draaiing van het Dharmawiel, de Draaiing van Manifestatie, zei hij:
Dit is lijden; het onderdrukt.
Dit is opeenhoping; het is verworven.
Dit is beëindiging; het kan gerealiseerd worden.
Dit is het Pad; het kan gecultiveerd worden.
Lijden onderdrukt mensen, en zorgt ervoor dat ze eindeloos geboorte en sterven ondergaan. Het is onderdrukkend. Maar mensen moeten zich realiseren dat:
Het ondergaan van lijden beëindigd lijden.
Het genieten van zegeningen verbruikt
zegeningen.
We moeten het lijden aanvaarden die ons toekomt. Nadat we het ondergaan hebben, is het over en ben je er klaar mee. Het genieten van zegeningen omvat eten, drinken en lol trappen, het verspillen van onze energie terwijl we in deze wereld van verleidingen verblijven, geboren worden en sterven, zonder te weten hoe we moeten terugkeren. Dit is niet weten hoe lijden beëindigd moet worden. Te midden van lijden, vergissen we ons door lijden te zien als geluk; dit is het om ondersteboven te zijn.
“Dit is opeenhoping; het is verworven.” We opeenhopen en verzamelen kwellingen. We roepen ze zelf over ons af met onze eigen bewustzijnen. Wanneer het bewustzijn tot stand komt, komen alle fenomenen tot stand. Wanneer het bewustzijn ophoudt te bestaan, houden alle fenomenen op te bestaan. De wortel van alle kwellingen is gehechtheid. We verwerven kwellingen door zelfzuchtigheid en verwardheid. Als je aan de binnenkant zwak bent, zal je van de buitenkant ziektes oplopen. Als je geen kwellingen in je had, zou je geen uitwendige kwellingen aantrekken. Zoals het spreekwoord zegt, “Wanneer er een groots man in het huis aanwezig is, komen er grootse mannen aan de deur. Wanneer er een kleinzielige man in het huis aanwezig is, komen er kleinzielige mannen aan de deur.” Wat je ook maar in je hebt, dat is wat je van buiten aan zult trekken. Zo worden kwellingen voortgebracht.
“Levende wezens zijn grenzeloos; ik zweer om ze te redden. Kwellingen zijn eindeloos, ik zweer om ze te beëindigen.” Levende wezens zijn in de zee van lijden, en wij moeten ze redden. Onze kwellingen zijn eindeloos, en daarom willen we ze beëindigen. Maar toch zeggen de Soetra’s, “Kwellingen zijn Bodhi, en geboorte en sterven is Nirvana.” Als we kwellingen afsnijden, snijden we dan ook Bodhi af? Bodhi kan niet worden afgesneden en kwellingen hoeven ook niet te worden afgesneden. We moeten de kwellingen in Bodhi veranderen, net zoals ijs smelt en water wordt. Het ijs is kwellingen en het water is Bodhi. IJs is water en water is ijs. Als je je kwellingen kunt herkennen, heb je ze beëindigd. Als je ze niet kunt herkennen, zijn het nog steeds kwellingen. Kwellingen afsnijden betekent dat je ze omdraait. De ene zijde is kwellingen, de andere zijde is Bodhi; je hoeft enkel de zijden om te draaien.
In cultivatie, zoek niet dingen die hoog en ver weg zijn, en faal niet om te herkennen dat het Pad recht voor je neus is. Als je het Pad ver weg zoekt, verzaak je datgene dat dichtbij is. Als je je in je eigen dagelijks leven bewust kan zijn van alles dat je doe, als je al je gewoontes en fouten kunt begrijpen, en je je kunt ontdoen van al je verontreinigingen, enkel dat is de Boeddhadharma. En daarom is er een gezegde,
Alles is makkelijk om mee om te gaan,
Maar een slecht humeur is moeilijk om te veranderen.
Als je werkelijk nooit boos kunt worden,
Heb je een kostbaar juweel.
Als je anderen ook niet kunt verwijten,
Dan zal alles goed aflopen.
Als je nooit gekweld wordt door kwellingen,
Hoe kunnen overtredingen je dan vinden?
Als je altijd naar andermans zijn fouten kijkt,
Is jou eigen lijden nog niet beëindigd.
Waar kun je een kostbaar juweel vinden? Als je niet driftig bent, is dat een kostbaar juweel. Als je nooit een wrok koestert, nooit hemel vervloekt of mensen beschuldigt, dan zal alles goed gaan. Als je gekweld raakt, zullen je karmische schuldeisers je op komen zoeken. Als je nooit gekweld raakt, zullen je karmische schuldeisers je niet kunnen vinden. Als je al je tijd besteed aan het bekritiseren van andermans zijn fouten en heel de dag tegen anderen loopt te zeuren, ben je slechts de vieze was van anderen aan het wassen.
“Dit is het Pad; het kan gecultiveerd worden.” Eerder spraken we over lijden en kwellingen. Lijden onderdrukt ons en daarom roepen we kwellingen over onszelf af. Wat moeten we doen? We moeten het Pad cultiveren, en dan kunnen we lijden beëindigen, kwellingen afsnijden en Bodhi realiseren. Daarom wordt er gezegd dat het Pad iets is dat we kunnen cultiveren.
“Dit is beëindiging; het kan gerealiseerd worden.” Waarom cultiveren we het Pad? Het is voor onvergankelijkheid, gelukzaligheid, ware zelf en zuiverheid te verkrijgen. We willen ultieme, ware geluk verkrijgen.
Het was omwille van het verkrijgen van ultiem gelukzaligheid dat Shakyamuni Boeddha, toen hij in een vorig leven als een jongeling in de Himalaya’s aan het cultiveren was, zijn leven opgaf voor een half gedicht. Het verhaal gaat als volgt,
De vorige incarnatie van Shakyamuni Boeddha hoorde een rakshasageest een gedicht reciteren,
Alle dingen zijn vergankelijk;
Ze zijn onderworpen aan ontstaan en uitsterving.
Alles in deze wereld is tijdelijk; alles ontstaan en vergaat. Toen de Boeddha’s eerdere incarnatie dit gedicht hoorde, vroeg hij de geest, “Het gedicht dat je aan het reciteren bent moet vier regels hebben. Je hebt slechts twee regels gereciteerd. Waarom reciteer je de laatste twee regels niet voor mij?”
De geest antwoordde, “Ik ben aan het verhonger. Ik heb niet genoeg energie om de laatste twee regels te reciteren. Als je wil dat ik ze reciteer, zal ik eerst een mens moeten eten voordat ik dat kan doen.
De Boeddha zei, “Ik ben bereid om jou mij te laten opeten. Reciteer die twee regels en dan mag je me verslinden.”
De geest zei, “Hoe kan ik ze reciteren als ik geen enkele energie heb?”
De Boeddha bleef bij de geest aandringen. En uiteindelijk kreeg de geest medelijden met hem en reciteerde,
Wanneer ontstaan en uitsterving gedoofd zijn,
Is die kalmte zaligheid.
Er is ontstaan die gevolgd wordt door uitsterving, uitsterving wordt gevolgd door ontstaan. Wanneer ontstaan en uitsterving beiden beëindigd zijn, is die kalmte zaligheid. Nadat de Boeddha deze twee regels had gehoord, maakte de geest zich gereed om hem op te eten. De Boeddha zei, “Nu je het gedicht voor me hebt gereciteerd, moeten we het in de wereld behouden. Als we dat niet doen zal het verloren zijn. Wacht terwijl ik het in de boomstam kerf, daarna mag je me opeten.” Toen kerfde de Boeddha het in de boom. Toen hij klaar was, stond de geest weer op het punt om hem op te eten, maar de Boeddha zei, “Ik denk nog steeds dat dit niet goed genoeg is. Ik moet dit gedicht in steen kerven. Hoewel het in de boom gekerfd is, zal de regen en de wind het wegslijten tot dat het verdwijnt. Als ik het in steen kerf, zal het nooit wegslijten.” Toen kerfde hij het in steen, en nadat hij daar klaar mee was, nodigde hij de geest uit om hem op te eten.
De rakshasageest steeg plotseling op, de lucht in, en verdween. Het was een hemels wezen die de Boeddha kwam testen om te zien of hij werkelijk vrij was van het concept van een zelf, of hij zijn lichaam werkelijk had losgelaten. Toen toonde het hemelse wezen zich en zei, “Jij bent een ware beoefenaar van het Pad. Jij zal binnenkort Boeddhaschap bereiken.”
In de tweede draaiing van het Dharmawiel, de Draaiing van Aanmoediging, zei de Boeddha:
Dit is lijden; je moet het begrijpen.
Dit is opeenhoping; je moet het afsnijden.
Dit is het Pad; je moet het cultiveren.
Dit is beëindiging; je moet het bereiken.
In de derde draaiing, de Draaiing van Bevestiging, zei de Boeddha:
Dit is lijden; ik begrijp het al en hoef het niet verder te kennen.
Dit is opeenhoping; ik heb het al afgesneden en hoef het niet verder af te snijden.
Dit is het Pad; ik heb het al gecultiveerd en hoef het niet verder te cultiveren.
Dit is beëindiging; ik heb het al gerealiseerd en hoef het niet langer te realiseren.
Dit was de wijze waarop de Boeddha het Dharmawiel van de Vier Nobele Waarheden driemaal draaide in het Hertenpark. De tijd is op voor vanavond, daarom kan ik enkel deze gedichten voor jullie reciteren. Oké, ik wens iedereen een goede nacht.
Een lezing gegeven op 25 Oktober 1990,
in Grenoble, Frankrijk