Er zijn geen beloningen voor het werk van het vertalen van geschriften. Wij bieden onze diensten vrijwillig aan het Boeddhisme aan. Wij wijden onze levens aan het werken voor het Boeddhisme.

 

Goede en wijze adviseurs! Terwijl mensen in deze wereld leven, hebben we het gevoel dat deze wereld erg groot is en dat mensen erg klein zijn. Vroeger toen ik in China was, zag ik alleen Chinese mensen en wist niets over de mensen van andere landen. Nu heb ik niet alleen andere landen gezien, maar ook de mensen in hen. De immensheid van de wereld en de uitgestrektheid van alle dingen onder de hemel zijn eigenschappen die we moeten imiteren.

 

Toen ik nog in China was, had ik het gevoel dat het Boeddhisme over de gehele wereld verspreid moest worden. En waarom? Dat is omdat de leerstellingen van het Boeddhisme zo perfect en compleet zijn. Er zijn nog steeds veel mensen die nog niet in de Boeddha geloven. Dit komt allemaal doordat wij als Boeddhistische volgelingen de leringen van de Boeddha nog niet in al de talen van de wereld hebben vertaald, wat het voor het Boeddhisme mogelijk zou maken om universeel bekend te zijn over de gehele wereld.

 

Daarom, wil ik al mijn inspanningen en vaardigheden gebruiken om het vertalen van de Boeddhistische geschriften naar alle talen mogelijk te maken. Hoewel ik zelf geen enkele buitenlandse talen ken, is het mijn wens om te zien dat dit werk gedaan wordt. Hoeveel de meer moeten Boeddhisten die wel buitenlandse talen begrijpen al hun inspanningen wijden aan het volbrengen van deze taak. Zodoende was mijn eerste taak het uitleggen van de Soetra’s en het spreken van de Dharma toen ik China verliet en naar de Verenigde Staten ging. Ik gaf lezingen over de Vajra Soetra, de Hart Soetra, de Soetra van de Zesde Patriarch, de Shurangama Soetra, de Lotus Soetra, de Avatamsaka Soetra, en kleinere Soetra’s zoals de Soetra van de Acht Ontwakeningen van ‘n Geweldig Individu, de Soetra van de Boeddha’s Laatste Instructies, de Soetra in Tweeënveertig Secties enzovoorts. Ik gaf iedere dag lezingen over de Soetra’s en mijn lezingen werden vertaald in het Engels. Onze organisatie heeft meer Engelse vertalingen van Chinese Boeddhistische geschriften gepubliceerd dan enig andere groep. Meer dan ‘n honderd boeken zijn al gepubliceerd.

 

Dit soort werk werd vroeger gesteund door keizers en hoge ambtenaren. Maar tegenwoordig zijn de keizers en overheidsdienaren verblind door de jacht naar rijkdom. Zij willen fortuinen bijeengaren of zich overgeven aan pleziertjes en amusement, en hebben de zaken verwaarloosd die echt waardevol zijn voor de mensheid.

 

Het vertalen van de Boeddhistische geschriften is ‘n ontzettend moeilijke en gewichtige taak. Het vereist financiële steun, menselijke bronnen, en vele andere omstandigheden om uitgevoerd te kunnen worden. Wij hebben evenmin de menselijke bronnen, noch de financiële steun, en de andere omstandigheden zijn ook niet ideaal. Desalniettemin, moeten we onszelf toch met ijver op deze taak toeleggen. Zolang als we leven, willen we blijven werken om deze missie beetje bij beetje te volbrengen, zonder te stoppen totdat het is volbracht.

 

Niet alleen zijn keizers en hoge ambtenaren zich onbewust van het belang van het werk dat we aan het doen zijn, zelfs onder mijn eigen volgelingen begrijpt niemand het echt. Waarom is dit? Dit komt doordat we met niemand over deze aangelegenheid durven te praten. Waarom niet? Zodra we er over beginnen, zuchten mensen door de hopenloosheid ervan. Ze zijn bang omdat dit iets is dat nooit tevoren is gedaan. Het is iets dat niemand durft te doen. Er is nog nooit iemand geweest die, hoewel hij evenmin Engels noch enig andere buitenlandse taal begreep, zich heeft ingespannen om de Chinese Boeddhistische Canon in andere talen te vertalen. Niemand heeft het aangedurfd om zo’n taak op zich te nemen, omdat de menselijke en financiële bronnen die nodig zijn niet makkelijk te verkrijgen zijn. Noch is er iemand die de grootsheid en de uitwerkingen van zo’n project begrijpt. Wij in de Stad van Tienduizend Boeddha’s werken gewoon stilletjes, en houden onze neus op de slijpsteen gericht, zonder te adverteren of publiciteit te zoeken. Zoals ik al eerder zei, begrijpen zelfs mijn leekvolgelingen of mijn volgelingen die het huishoudersleven verlaten hebben het ware belang van dit werk niet. Maar toch gaan we door en doen het gewoon.

 

Waarom vertel ik nu iedereen hier over? Dit is omdat de tijd er klaar voor is, zo waar ik ook heen ga, wil ik over deze kwestie spreken. Recentelijk hebben we ’n plek gekocht in de stad Burlingame die ik erg fijn vindt, ongeveer op 25 minuten rijden ten zuiden van San Francisco. Het heeft 6880 vierkante meter aan grond. Er zijn 76 parkeerplaatsen, en er is ‘n aangrenzend perceel van 13700 vierkante meter. Iemand had het in het verleden voor een aanzienlijk bedrag gekocht, maar omdat het enigszins beschadigd was tijdens ‘n aardbeving, wilde hij het later verkopen, en zo hebben wij het van hem gekocht. Oorspronkelijk was de aanbetaling $850.000, maar de eigenaar besloot later om geen aanbetaling te nemen, maar om het landgoed volledig via ‘n hypotheek te verkopen. Ik denk dat dankzij het aankopen van dit landgoed de vertaling van de Boeddhistische Canon iets eender voltooid kan worden.

 

Nu nodig ik hierbij de mensen van alle landen uit die betrokken willen zijn bij het vertalen van de geschriften om zich bij ons aan te sluiten bij het uitvoeren van dit werk. Er wordt niet voor dit werk betaald. We werken als vrijwilligers voor het Boeddhisme. Diegene die onze wens delen om dit pad te bewandelen worden hierbij uitgenodigd om zich bij ons aan te sluiten, zodat we samen kunnen werken aan het vertalen van de Boeddhistische geschriften. Dit is het werk waarvan wij als Boeddhisten het meeste moeten genieten.

 

Nu ik jullie dit vertel, moeten jullie je realiseren dat dit ‘n unieke kans is die moeilijk om tegen te komen is gedurende miljoenen jaren. Als je wenst om mee te helpen bij het vertalen van de geschriften, dan hoop ik dat je naar de Verenigde Staten kunt komen om met ons samen te werken.

 

Allen van jullie uit verschillende landen van de wereld die willen helpen bij het vertalen van de Boeddhistische geschriften moeten niet achterblijven. Jullie moeten ervoor gaan en ernaar streven om de Boeddhistische Canon in alle talen te vertalen. Dit werk is niet als gewoon, alledaags werk. Vraag niet, “Hoe zal ik beloond worden voor het uitvoeren van dit werk? Wat voor beloning zal ik in de toekomst hiervoor ontvangen?” Er zijn geen beloningen voor het werk van het vertalen van geschriften. Wij bieden onze diensten vrijwillig aan het Boeddhisme aan. Wij wijden onze levens aan het werken voor het Boeddhisme. Wij willen evenmin geld noch roem; wij zijn niet gierig voor rijkdom, seks, roem, eten of slaap.

 

Ons werk moet in overeenstemming zijn met de zes heldere paden van geen strijd, geen hebzucht, niet zoeken, geen zelfzuchtigheid, geen persoonlijk belang nastreven en niet liegen. We moeten overeenstemmen met deze zes demonenwaarnemende spiegels en demonensnijdende zwaarden. Dit zijn de zes demonenbedwingende hamers waarmee de Dharmabeschermende spirits zwaaien. Gewapend met deze zes typen van kracht, kunnen we dit werk uitvoeren. En zo wanneer we werken, zoeken we geen beloningen of wat dan ook. Het enige dat we willen is het vertalen van de Boeddhistische geschriften.

 

Ik heb deze gelofte gemaakt, maar geen een van jullie weet werkelijk wat voor soort persoon ik ben. Sta mij toe om kort iets over mijzelf aan jullie te vertellen.

 

Toen ik klein was, was ik geen eerbiedig kind. Ik werd met ‘n boze aard geboren en hield ervan om met mensen te vechten. Als iemand oneerlijk was, probeerde ik om de dingen recht te zetten. Mijn motto was, “Als ik onrecht op de weg zie, zal ik snel mijn mes pakken om het slachtoffer te helpen.” Zo’n soort persoon was ik.

 

Voordat ik twaalf jaar oud was, was vechten het enige dat ik deed; daar was ik het beste in. Als ik ‘n dag niet gevocht had, dan at ik die dag niet. Toen ik twaalf was geworden begreep ik mijn fouten en veranderde mezelf volledig. Ik betuigde mijn spijt tegenover mijn ouders en zei tegen hen dat ik geen goed kind was geweest en dat ik ervoor gezorgd had dat ze veel zorgen hadden, maar dat ik vanaf dat moment mijn fouten zou veranderen en aan ‘n nieuwe bladzijde zou beginnen.

 

Vanaf het moment dat ik twaalf was, boog ik iedere dag tot mijn ouders. Later boog ik ook tot de Hemel, de Aarde, de regeringsleider en mijn leraar. Ik wist nog niet wie mijn leraar zou worden, maar desalniettemin boog ik tot hem. Na ‘n tijdje begon ik tot alle mensen te buigen, tot de mensen van alle landen. Ik had het gevoel dat ik misschien wel alle mensen in de wereld slecht bejegent had of onrecht had aangedaan, daarom boog ik tot hen om spijt te betuigen. De buigingen bleven toenemen totdat ik iedere ochtend rond de achthonderddertig buigingen per keer boog en ‘s avonds nogmaals hetzelfde aantal.

 

Ik boog buitenshuis, en boog zonder ‘n keer over te slaan ondanks de wind, regen en de sneeuw. De windvlagen, de stortbuien en de ijskoude sneeuw weerhielden me er niet van. Ik boog op deze manier meer dan tien jaar. Nadat ik het huishoudersleven verlaten had, wilde vele mensen tot mij buigen zodra ze mij zagen. Ik maakte grapjes voor ze, door te zeggen, “Waarschijnlijk heb ik vroeger tot jullie allen gebogen, en daarom komen jullie nu tot mij buigen om de schuld terug te betalen.”

 

Toen ik vijftien was, ging ik voor ‘n half jaar naar school. Toen ik zestien en zeventien was studeerde ik twee volledige jaren, zo heb ik in totaal tweeënhalf jaar gestudeerd. Gedurende deze periode bestudeerde ik de Vier Boeken [De Grote Geleerdheid, De Doctrine van het Midden, De Jaarverslagen en Het Boek van Mencius] en de Vijf Klassieken [Het Boek der Veranderingen, Het Boek der Gedichten, Het Boek der Historiën, Het Boek der Rituelen en De Jaarboeken van de Lente en de Herfst]. Ik heb ook zeven van de acht Chinese klassieken bestudeerd. Ook bestudeerde ik vijftien medische en farmaceutische teksten, maar ik durfde het niet om dokter te worden. En waarom niet? Dit is omdat als er ‘n honderd zieke mensen zouden zijn en als ik slechts in staat ben om er negenennegentig en ‘n half ervan te genezen, en als ik de overgebleven half niet zou kunnen genezen en uiteindelijk zou eindigen dat ik iemand schaad, zou ik niet instaat zijn om achteraf mensen nog recht in de ogen aan te kijken. Daarom ben ik geen dokter geworden.

 

Daarna bestudeerde ik de Boeddhadharma, dankzij mijn studies had ik genoeg geleerd om op mijn zestiende de Soetra’s te kunnen lezen. Toen ik zeventien was geworden, ging ik naar de tempel om de Soetra van de Zesde Patriarch aan mensen uit te leggen. Ik legde ook de Vajra Soetra evenals andere Boeddhistische leringen uit. Destijds leerde ik ook om de Mantra van Grote Mededogen te reciteren. Toen ik die mantra voor het eerst tegenkwam, was ik verheugd en begon het meteen te lezen zodra ik in de trein was gestapt. Even later toen het tijd was om uit de trein te stappen ongeveer dertig minuten later, was ik instaat om het vanuit mijn geheugen te reciteren. Nadat ik de Mantra van Grote Mededogen had gememoriseerd, verkreeg ik de Dharma van de Tweeënveertig Handen en Ogen. Nadat ik deze Dharma ‘n aantal jaren had beoefend, probeerde ik overal en altijd de zieke mensen te genezen die ik ontmoette, ik probeerde hen te genezen zonder ’n moment te twijfelen. Door gebruik te maken van de Mantra van Grote Mededogen en de Tweeënveertig Handen en Ogen, merkte ik dat ik hen ogenblikkelijk kon genezen.

 

Ik ontmoette eens ‘n persoon met ‘n demonische ziekte. In Manchuria is er ‘n wezen die de “gele wezel” genoemd worden, ze staan over het algemeen bekend als de “gele onsterfelijke”. In noord China zijn er twee soorten van onsterfelijken: vos onsterfelijken en gele onsterfelijken. Die vos onsterfelijken zijn vossen, en de gele onsterfelijken zijn wezels. Deze twee diersoorten staan in het noorden bekend als spirits, maar ze zijn ietwat kleinzielig. Als je iets zegt dat hen beledigt, zullen ze je ziek maken. Nu zal ik jullie vertellen over de ervaring die ik had. De eerste keer dat ik in aanraking kwam met ‘n gele wezel, vocht hij met me, maar hij kon me niet verslaan. Ik ving hem met de “lasso hand”, en toen knielde hij voor me en boog en smeekte meelijwekkend, “Laat me alstublieft gaan. Ik wil toevlucht tot u nemen.” (De spirit sprak via de mond van de zieken.)

 

Ik zei, “Oké, je kan toevlucht nemen.” Toen liet ik hem gaan en droeg hem op om naar de tempel te gaan om toevlucht te nemen. Maar tegen de tijd dat ik bij de tempel terugkwam, was hij nog steeds niet aangekomen. Hij had me bedrogen. Hij hield ervan om te liegen en kwam gewoonweg niet.

 

Toen ik bij de zieken thuis was genas hij. Maar nadat ik was weggegaan, keerde de ziekte terug. Ik ging terug naar de zieken, om de wezel nogmaals rond de drie of vier keer te vangen, en zei, “Als je nogmaals tegen me lieg, zal ik niet meer aardig tegen je zijn. Deze keer kun je maar beter je kwaadaardige streken veranderen en goed worden.” Hij loog niet opnieuw. Zo zie je dat, het niet makkelijk is om zelfs maar één levend wezen te redden. Toen ik aan het proberen was om die wezel te redden, bleef hij maar proberen om me te bedriegen, maar ik kreeg geen hekel aan hem. Uiteindelijk slaagde ik erin dat hij toevlucht nam en gaf hem de Dharmanaam Guo Wang. Dit was de eerste wezel die ik als volgeling had. Jullie hebben dit verhaal waarschijnlijk nog nooit eerder gehoord, en jullie geloven het waarschijnlijk niet. Maar dit is iets dat mij persoonlijk is overkomen.

 

Toen mijn moeder ziek was, was er ‘n vos onsterfelijken bij Baiyunhe (“Witte Wolk Rivier”) die zijn spirituele krachten gebruikte om mensen medicijnen te geven. Sommige mensen reisden meer dan driehonderd mijlen om medicijnen van hem te verkrijgen. Wat was de achtergrond van deze vos onsterfelijken? Toen het Japanse leger het gebied bezet had, verbleef de vos onsterfelijken ook in de barakken. Later verdreef hij de Japanse soldaten. Hoe gebeurde dat? Het Japanse leger nam Chinezen gevangen en transporteerde ze met de trein naar Baiyunhe. Zodra de deuren van de trein geopend werden, vielen de gevangenen regelrecht in ‘n grote ketel met kokende olie wanneer ze eruit stapten, waarin ze levend gefrituurd werden. Niemand weet hoeveel mensen op deze wijze gedood zijn. Waarschijnlijk was de vos onsterfelijken er niet zo blij mee, daarom veranderde hij zichzelf in ‘n oude man met ‘n witte baard en ging de japanners bevechten. Toen de japanners de oude man zagen, richtte ze hun geweren op hem om hem weg te jagen, maar hij rende hun munitieopslagplaats in en blies het op. Na twee van zulke explosies, besloten de japanners dat ze daar niet langer konden blijven, dus gingen ze ervandoor. Zo machtig was de vos onsterfelijken. Nadat de Japanse troepen weg waren, deelde hij medicijnen uit en volbracht hij wonderen. Mensen kwamen overal vandaan om zijn hulp te zoeken. Alles wat ze hoefden te doen was om ‘n kom te bedekken met ‘n rood stuk stof, en dan te knielen en tot hem te bidden. Dan verschenen de pillen of wat voor soort medicijnen dat ze ook zochten in de kom. Het was erg doeltreffend.

 

Toen mijn moeder ziek was, ging ik ook naar hem toe voor medicijnen. Nadat ik daar voor drie dagen en drie nachten had geknield, lichtte ik de rode doek op om ‘n kijkje te nemen, maar er zaten nog geen medicijnen in de kom. Ik probeerde het opnieuw, maar nog steeds verschenen er geen medicijnen. Aangezien ik geen medicijnen kreeg, hield ik op met mijn zoektocht. Nadat ik het huishoudersleven verlaten had, hechte de vos onsterfelijken zich aan het lichaam van ’n familielid van mij en wilde toevlucht tot mij nemen. Ik vroeg wie hij was. Hij identificeerde zich als de vos onsterfelijken die medicijnen aan mensen gaf. Ik wilde graag de dingen rechtzetten met hem, dus vroeg ik, “Waarom was het zo dat toen je medicijnen aan het uitdelen was aan mensen, dat je niets aan mij gaf toen ik ze aan jouw kwam vragen?” Dit was de tweede keer dat ‘n vos toevlucht tot mij nam.

 

In het vierde dorp van Xianglanqi (“Blauwbegrensde Vlag”) waren er meer dan achthonderd witte vossen die ’n menselijke vorm aannamen om toevlucht tot mij te nemen. Die dag zou ‘n kind het huishoudersleven verlaten. Die ochtend, voordat hij arriveerde, zei ik tegen één van mijn volgelingen, “Vandaag komt er ‘n kind om het huishoudersleven te verlaten. Laat me het gelijk weten wanneer hij gearriveerd is.” En uiteraard, iets na enen in de middag verscheen er ‘n twaalf jaar oud kind en vroeg of hij het huishoudersleven kon verlaten. Daarom kwam mijn volgeling van de voorkant van de tempel aanrennen en zei met zijn Shandong accent, “Leraar, vanmorgen zei je dat er ‘n kind zou komen om het huishoudersleven te verlaten. Nou, hij is aangekomen.”

 

“Waar is hij?” Vroeg ik.

 

“In de keuken,” zei hij. Ik ging naar de keuken om ‘n kijkje te nemen. Daar was het kind, die zijn hoofd scheef liet hangen.

 

“Ben jij degene die het huishoudersleven wil verlaten?” Vroeg ik.

 

“Ja,” Zei hij.

 

“Waarom wil je het huishoudersleven verlaten?” Vroeg ik.

 

“Mijn huis is meer dan driehonderd mijlen hier vandaan. Op ‘n nacht had ik ‘n droom. In werkelijkheid, had ik dezelfde droom drie nachten achter elkaar. In de droom werd er mij verteld dat als ik van mijn ziekte wou genezen,  ik naar de Drie Condities Tempel moest gaan om Dharma Meester An Ci te bezoeken, om tot hem te buigen als mijn leraar, en om het huishoudersleven te verlaten en te cultiveren. Dan zou ik genezen.”

 

“Ben je aan het liegen?” Vroeg ik. Ik zag dat hij erg armoedig gekleed was. “Wil je het huishoudersleven verlaten omdat je geen eten heb om te eten en geen kleren heb om te dragen en omdat het moeilijk is om in je levensonderhoud te voorzien? Heb je gehoord dat mensen eten offeren aan monniken, zodat zij geen zorgen hoeven te hebben over eten en kleren, en niet hoeven te werken? Wil je daarom monnik worden?”

 

“Nee,” Zei hij, “Ik had echt drie keer dezelfde droom.”

 

“Wie vertelde je dit in de droom?” Vroeg ik.

 

“Het was die dikke monnik, die bij de poort van de tempel. Hij was degene die mij drie keer in mijn droom bezocht en mij zei dat ik hier het huishoudersleven moest verlaten.” Zei de jongen.

 

Oorspronkelijk was dit kind instaat geweest om mensen te genezen vanaf dat hij vijf was. Het maakte niet uit wat voor ziekten de mensen ook hadden, hij kon hen genezen. Maar hij was zelf ook ziek. Waarom kon hij mensen genezen? In vorige levens was hij ‘n sjamaan, geesten en spirits bezaten hem die hem instaat stelde om mensen te genezen. Dat was in z’n vorige levens. En zodoende kwamen die geesten en spirits hem nu nogmaals opzoeken toen hij vijf jaar was. Maar hij had zelf ‘n maagziekte die hij niet op eigen kracht kon genezen. Iedereen noemde hem “kleine demonische obstakel”. Toen hij twaalf was, verscheen Maitreya Bodhisattva, die “dikke monnik”, drie keer tot hem in ‘n droom, waarin hij hem opdroeg om naar de Drie Condities Tempel  te gaan om het huishoudersleven te verlaten. Daarom kwam hij dus, en ik stond hem toe om het huishoudersleven te verlaten.

 

Nadat hij ‘n half jaar in de tempel had geleefd, opende hij de Vijf Ogen en kon de ziekten van mensen genezen. Alles ging goed. Totdat hij op ‘n dag naar het huis van Goede Man Chen (Tianxi Chen) ging. Zijn vrouw zei tegen de jongen, “Je bent zo jong, en toch heb je de vaardigheid om de vorige en toekomstige levens van mensen te zien. Heeft jouw leraar ook deze grote krachten?” Ze probeerde om op ‘n omslachtige manier iets over mij te weten te komen.

 

Roekeloos antwoordde hij, “Waarschijnlijk kan mijn leraar zulke dingen niet.”

 

Vreemd genoeg, verloor hij de Vijf Ogen en Zes Spirituele Vaardigheden nadat hij dat had gezegd. En nadat hij ze verloren had, kwamen die onjuiste spirits terug om hem te kwellen. Hij werd enigszins gestoord en gedroeg zich als Ji Gong (de Levende Boeddha). Toen ik hem zo zag, probeerde ik hem te genezen. Maar dit was ‘n pervers ziekte die veroorzaakt werd door de geesten en spirits die wouwen dat hij het soort leven zou leiden dat hij voorheen leed. Ik wilde niet dat hij dat soort dingen weer zou gaan doen, daarom streed ik iedere dag met die vos onsterfelijken en gele onsterfelijken. De worsteling duurde voor eenentwintig dagen, gedurende deze tijd at ik niet, dronk ik niet en sliep ik niet. Ik bleef gewoon met ze vechten, totdat ik ze uiteindelijk weggejaagd had.

 

Toen ik nog met ze aan het duelleren was, was er ‘n dertienjarige scholier die mij zag en me kwam bijstaan in het gevecht. Maar toen de zieke jongen op hem ademde, viel hij neer op de grond en verging van de pijn. Zijn maag deed zo ontzettend pijn dat hij dacht dat hij zou sterven. Ik redde eerst de scholier, en toen genas ik de ziekte van de jongen.

 

Gedurende deze eenentwintig dagen beledigde ik vele geesten, demonen en allerlei soorten rare wezens, zoals slangenspirits, koeienspirits, bergtrollen en zeemonsters. Deze rare wezens bleven wachten op ‘n mogelijkheid om wraak op mij te nemen.

 

Ik ging naar Dongjing (“Oost Put”) Dorp, die werd zo genoemd omdat het dorp de vorm van ‘n put had, rondom heen hoog en laag in het midden. De berg- en watermonsters deden er hun voordeel mee dat ik in het laagliggende centrale deel verbleef, door ‘n overstroming te veroorzaken om mij te proberen te verdrinken. Het was als de overstroming bij Gouden Berg Klooster.  De binnenplaats waar ik verbleef, was omheind met losse houten hekje die  evenmin water noch wind buiten hielden. Maar toch steeg het water maar tot twee voet tijdens de overstroming binnen het hekwerk, terwijl het water buiten het hekwerk tot acht voet steeg. Ook al zat het hek vol met gaten, gek genoeg kwam het water niet binnen. Dit kwam doordat we eender de “grenzen vastgelegd” hadden.

 

De zeemonsters faalden in hun poging om mij te verdrinken, maar ze verdronken meer dan dertig andere mensen. Het water rees snel en ging snel weer weg. De overstroming duurde slechts vier uur, maar toch verdronken er rond de dertig mensen en spoelde er meer dan achthonderd huizen weg. Zelfs mensen die bovenop hun stenen bedden waren geklommen, verdronken. Daarna durfde ik me niet meer te veel met andermans zaken te bemoeien.

 

De meesten van jullie weten hier niets van, maar achter elke ziekte zitten er kwaadaardige geesten die je leven komen opeisen, om ‘n schuld te innen, of om wraak te nemen. Dit zijn de redenen waarom mensen ziek worden.

 

Ik heb nog ‘n ander gestoord persoon ontmoet die, wanneer hij liep, drie stappen voorwaarts nam en twee achterwaarts. Hij keek altijd naar de lucht, alsof hij dronk was of zo. Ik verdiepte me toen in de reden voor zijn ziekte. Hij herhaalde altijd dezelfde woorden, “De drie lichten schijnen universeel op de drie krachten. Als het niet was door overtredingen, dan zou ik niet gekomen zijn.” De drie lichten zijn de zon, de maan en de sterren. Ze verlichten de drie krachten – hemel, aarde en de mensheid. “Als hij geen overtredingen begaan had, zou ik niet gekomen zijn om hem ziek te maken.” Hierdoor weet ik dat zieke mensen ziek zijn omdat ze gedwongen worden om hun karmische schulden te betalen.

 

Ik ontmoette ook ‘n ander ziek persoon die ik niet kon genezen wat ik ook probeerde. Zij ging naar de huishoudens van mensen en beweerde dat ze hun keukengod, hun voorouder, of om hun vader of moeder te zijn. Het was ‘n soort van krankzinnigheid. Toen ik probeerde om haar te genezen, groeide er ‘n hoorn uit haar hoofd. Het werd twee inches lang. Iedereen die er was, zag dit gebeuren. Het was heel bizar, en toen ik de zaak nauwkeuriger beschouwde, ontdekte ik dat dit gebeurde omdat zij en haar vader haar oudere zus meer dan vijftig jaar geleden levend begraven hadden.

 

 

Toentertijd (zeventig jaar geleden) waren mensen heel erg ouderwets. Toen haar ongetrouwde zus zwanger was geworden, kon haar vader dit niet uitstaan en groef daarom ‘n gat en begroef met behulp van zijn jongere dochter zijn oudere dochter levend. De jongere zus had haar vader geholpen om haar oudere zuster te begraven, en daarom kwamen nu de boze geesten van haar oudere zus en het ongeboren kind gerechtigheid eisen. Ze lieten haar krankzinnig handelen. Toen ik haar probeerde te genezen, gebruikte haar oudere zuster haar krachten om de vrouw ‘n hoorn te laten groeien, om mij op deze manier te vertellen dat de karmische obstakels van de vrouw te zwaar waren om door de Boeddhadharma te worden genezen.

 

Iedere karmische ziekte heeft zijn eigen onderliggende oorzaken en gevolgen. Als voorbeeld, De reden dat vele mensen tegenwoordig kanker krijgen is omdat ze teveel wezens hebben gedood en teveel vlees gegeten hebben, op deze manier hebben ze zichzelf teveel vergiftigd. Dit is ook ‘n voorbeeld van karmische schulden die afgelost worden.

 

Een lezing gegeven op 20 Oktober 1990
in de Avalokiteshvara Tempel in Parijs, Frankrijk

 

 

Naar volgende Dharmalezing

Terug naar Dharmalezingen Europa