Een Aanmoediging om de Aspiratie voor

 Bodhi voort te brengen

Een opstel van de Groot Meester Sying An

Copyright © by Buddhist Text Translation Society
Dharma Realm Buddhist University
Dharma Realm Buddhist Association


 

Inhoud:

 

  1. Korte Biografie van Groot Meester Sying An

  2. De Acht Aspecten van een Aspiratie

  3. Tien Redenen en Voorwaarden:

  4. De Vriendelijkheid van de Boeddha

  5. De Vriendelijkheid van onze Ouders

  6. De Vriendelijkheid van onze Leraren en Ouderlingen

  7. De Vriendelijkheid van Donoren

  8. De Vriendelijkheid van Levende Wezens

  9. Het Lijden in Geboorte en Sterven

  10. Het Vereren van de Spirituele Aard

  11. Het Berouwen van Karmische Obstakels en om te Veranderen

  12. Wedergeboorte in het Zuivere Land

  13. De Juiste Dharma

  14. Aanmoediging

  15. Conclusie

 


  1. Korte Biografie van Groot Meester Sying An

 

De naam van de Meester was Shr Syan, “Ware Wijze”. Zijn formele naam was Sz Chi, “Wil om te evenaren” en zijn stijlnaam was Sying An, “Reflectie en Toevlucht”. Hij was de zoon van de Shr familie uit de Chang Shou Provincie. Zijn ouders voedde hem op volgens de Confucianistische traditie. Hij verliet op jonge leeftijd het huiselijk leven en beoefende de Vinaya (morele voorschriften) heel erg strikt. Hij genoot altijd van het luisteren naar de Dharma. Zijn kennis van de leer was diepgaand en omsloot zowel de School van de Aard als de School van Kenmerken. Hij onderzocht het onderwerp “wie is de Boeddha indachtig” wanneer hij mediteerde. Hij concentreerde zich onafgebroken voor vier maanden en verwezenlijkte plotselinge verlichting. Hij zei: “Ik ben uit een droom ontwaakt!”

 

Daarna waren zijn vaardige instructies in de stijl van de Chanschool zowel snel als scherpzinnig. Zijn welbespraaktheid was onweerstaanbaar en onoverwinnelijk.

 

De Meester bestudeerde de Tripitaka gedurende de dag en reciteerde de Naam van de Boeddha in de avond. Hij verbrande zijn vinger als een offering voor de Boeddha in Ashoka (Berg) Klooster en maakte achtenveertig grote geloften. Zijn oprechtheid ontlokte een reactie van de Boeddha zijn sharira en scheen prachtig licht uit.

 

Een opstel die hij heeft geschreven met de naam “Een Aanmoediging om de Aspiratie voor Bodhi voort te brengen” moedigt de viervoudige assemblee aan bij hun cultivatie. Velen van de mensen die dit opstel hebben gelezen werden zo ontroert dat ze moesten huilen.

 

Op de veertiende dag van de vierde lunaire maand tijdens het twaalfde jaar van de Yung Jeng regeerperiode (1734 n.Chr. van de Ching Dynastie), keek hij naar het Westen en stierf stilletjes.

 

Ontelbare mensen woonde de begrafenis van Groot Meester Sying An bij. Plotseling opende hij zijn ogen en zei: “Ik ga nu en zal snel terugkeren. Geboorte en sterven zijn de belangrijke kwestie. Iedereen moet zijn bewustzijn zuiveren en de naam van de Boeddha reciteren om geboorte en sterven te beëindigen.”

 

Hij plaatste zijn palmen tegen elkaar en reciteerde de naam van de Boeddha onafgebroken en stierf toen nogmaals. Een vers van lof gaat als volgt: Zijn meedogende bewustzijn was zo uitgestrekt dat hij een opstel heeft geschreven genaamd “Een Aanmoediging om de Aspiratie voor Bodhi voort te brengen”. Zijn geloftekracht was zo verheven dat hij in totaal vierentachtig geloften maakte. Zijn beoefening en begrip van het Boeddhisme was zo echt en waar dat zijn gunstige reacties onvoorstelbaar waren.

 

Daarom leeft de stamboom van het Zuivere Land School voort door zijn energieke inspanningen.

 

 

  1. De Acht Aspecten van een Aspiratie

 

Ik, de onwaardige Shr Syan, een nietige, onbeduidende Sanghan, huilt bloed en buigt neer tot de grond, spoort de grote assemblee van hedendaagse mannen en vrouwen van zuiver geloof aan: luister alstublieft naar en denk na over wat ik zo ga zeggen.

 

We hebben gehoord dat het besluiten van het bewustzijn het voornaamste is onder de essentiële deuren voor het betreden van het Pad, en dat het maken van geloften het eerste is onder de cruciale zaken bij cultivatie. Door geloften te maken kunnen we levende wezens redden. Door de aspiratie in onze bewustzijnen voort te brengen kunnen we het Pad van de Boeddha verwezenlijken. Als we er niet voor zorgen dat onze aspiratie vastberaden is en dat onze geloften onwrikbaar zijn, dan zullen we op het draaiende wiel blijven voor zoveel kalpa’s als er stofkorrels zijn. Elke cultivatie zal enkel bitter gezwoeg zijn zonder enig resultaat.

 

Zoals de Avatamsaka Soetra zegt, “Als je je aspiratie voor Bodhi vergeet zal je cultivatie van zelfs heilzame dharma’s het karma van demonen worden.” Hierdoor weten we dat het vergeten van onze aspiratie voor Bodhi zelfs slechter is dan om nooit de aspiratie voortgebracht te hebben.

 

Dus we weten dat iemand die wenst om het Voertuig van de Tathagata’s te bestuderen zonder treuzelen eerst de geloften van een Bodhisattva moet maken. Maar aspiraties en geloften zijn verschillend en ze hebben vele aspecten. Als ze niet verduidelijkt worden, hoe kunnen we dan weten welke kant we op moeten? Ik zal ze nu in het algemeen voor de grote assemblee uitleggen. Er zijn acht aspecten van een aspiratie: onjuist, juist, echt, nep, groot, klein, gedeeltelijk en volledig.

 

Wat wordt er bedoeld met onjuist, juist, echt, nep, groot, klein, gedeeltelijk en volledig?

 

De aspiratie van een cultiveerder is onjuist als hij in zijn beoefening niet zijn eigen bewustzijn bestudeerd maar enkel zich bewust is van externe zaken. Misschien zoekt hij voordelen en offeringen, houdt van roem en een goede reputatie, is gierig voor objecten van plezier in het heden, of hij hoopt op beloningen in de toekomst. Een aspiratie als dit is onjuist.

 

Wanneer een cultiveerder evenmin voordeel noch roem zoekt en heeft geen hebzucht voor zowel plezier als voor beloningen, maar wenst enkel de aangelegenheid van geboorte en sterven te beslechten en om Bodhi te realiseren dan is zijn aspiratie juist.

 

Als hij in moment na moment het pad van de Boeddha’s boven hem zoekt; in gedachte na gedachte transformeert hij levende wezens beneden zich; als hij hoort dat het pad naar Boeddhaschap lang en ver is, maar zich niet in angst terugtrekt; als hij ziet dat wezens moeilijk te transformeren zijn, maar raakt niet ontmoedigd; als hij voortgaat alsof hij een tienduizend kilometer hoge berg beklimt, vastberaden om de top te bereiken; of voortgaat alsof hij een negen verdiepingen hoge stupa beklimt, vastberaden om de top te bereiken, dan is zijn aspiratie echt.

 

Als hij overtredingen begaat maar berouw geen spijt; als hij fouten heeft maar verandert hen niet; als hij troebel is van binnen maar houdt de schijn op van zuiverheid; als hij in het begin ijverig is maar is later laks; als hij goede bedoelingen heeft maar mengt hen met het verlangen naar roem en voordelen; als hij heilzame beoefeningen beoefent, maar verontreinigt hen met het karma gecreëerd door het begaan van overtredingen, dan is zijn aspiratie nep.

 

“Wanneer het rijk van levende wezens tot zijn eind is gekomen zullen mijn geloften beëindigd zijn. Wanneer het Bodhipad is verwezenlijkt zullen mijn geloften volbracht zijn.” Zo een aspiratie is groot.

 

Als hij het Drievoudige Rijk als een gevangenis beschouwd; Als hij geboorte en sterven als een vijand behandeld; als hij enkel zichzelf wenst te redden en geen wens heeft om anderen te redden, dan is zijn aspiratie klein.

 

Als hij levende wezens ziet als bestaand buiten zijn bewustzijn; als hij anderen wenst te redden en om Boeddhaschap te verwezenlijken, maar vergeet niet zijn eigen accumulatie van verdienste en ontdoet zich niet van zijn eigen wereldlijke kennis en standpunten, dan is zijn aspiratie gedeeltelijk.

 

Als hij weet dat zijn eigen aard hetzelfde is als levende wezens en zweer daarom hen te redden; als hij weet dat zijn eigen aard hetzelfde is als het Boeddhapad en zweer het daarom te realiseren; als hij niet één ding ziet als bestaand gescheiden van het bewustzijn; als zijn bewustzijn als lege ruimte is; als hij geloften maakt die als lege ruimte zijn; als hij beoefeningen cultiveert die als lege ruimte zijn; als hij een realisatie bereikt als lege ruimte, en houdt toch niet vast aan de karakteristieken van lege ruimte, dan is zijn aspiratie volledig.

 

Nadat we deze acht aspecten van een aspiratie hebben begrepen, moeten we weten hoe we hen moeten onderzoeken en overdenken. Wanneer we weten hoe we hen moeten onderzoeken en overdenken, weten we wat we moeten houden en verwijderen. Wanneer we weten wat we moeten houden en verwijderen, kunnen we de aspiratie in onze bewustzijnen voortbrengen.

 

Wat betekent het om “hen te onderzoeken en te overdenken?” We moeten onszelf vragen, “Welke van deze acht aspecten heeft mijn aspiratie? Is mijn aspiratie onjuist of juist, echt of nep, groot of klein, gedeeltelijk of volledig?” Wat betekent het om “te houden of te verwijderen?” Het betekent dat we het onjuiste, het neppen, het kleine en het gedeeltelijke verwijderen, en dat we het juiste, het echte, het grootte en het volledige houden. Om op deze wijze een aspiratie te maken is waarlijk en correct het voortbrengen van de aspiratie voor Bodhi in het bewustzijn.

 

 

  1. Tien Redenen en Voorwaarden:

 

Het voortbrengen van de aspiratie voor Bodhi is het hoogst onder alle goede dingen. Het kan enkel voortkomen dankzij bepaalde redenen en voorwaarden. In het algemeen zijn er tien redenen en voorwaarden, die nu besproken zullen worden. Wat zijn de tien?

 

De eerste is de indachtigheid van de vriendelijkheid van de Boeddha.

De tweede is de indachtigheid van de vriendelijkheid van onze ouders.

De derde is de indachtigheid van de vriendelijkheid van onze leraren en ouderlingen.

De vierde is de indachtigheid van de vriendelijkheid van donoren.

De vijfde is de indachtigheid van de vriendelijkheid van levende wezens.

De zesde is de indachtigheid van de het lijden in geboorte en sterven.

De zevende is eerbied voor onze eigen spirituele aard.

De achtste is berouwen van karmische obstakels en om te veranderen.

De negende is de wens voor wedergeboorte in het Zuivere Land.

De tiende is de wens om ervoor te zorgen dat de Juiste Dharma voor een lange tijd in de wereld blijft.

 

 

  1. De Vriendelijkheid van de Boeddha

 

Wat is indachtigheid van de vriendelijkheid van de Boeddha? Nadat onze Tathagata Shakyamuni voor het eerst zijn aspiratie voortbracht, bewandelde hij het Bodhisattvapad voor ons welzijn en ging door een oneindig aantal van kalpa’s, waarin hij allerlei soorten van lijden onderging. Wanneer ik slecht karma creëer heeft de Boeddha medelijden met me en onderwijst en verandert me doormiddel van behulpzame middelen. Ik blijf echter onwetend en heb geen idee hoe ik de leer met geloof moet ontvangen. Wanneer ik in de hellen val voelt de Boeddha opnieuw meedogend de pijn en wenst om het lijden voor mij te ondergaan. Maar mijn karma is zwaar en ik kan er niet uitgetrokken worden. Wanneer ik als mens herboren wordt maakt de Boeddha gebruikt van behulpzame middelen om ervoor te zorgen dat ik wortels van goedheid plant. Tijdens leven na leven volgt hij me en verlaat me nog niet eens voor één enkele seconde in zijn gedachten.

 

Toen de Boeddha voor het eerste in deze wereld verscheen was ik nog steeds in de lagere rijken weggezonken. Nu dat ik een menselijk lichaam bezit heeft de Boeddha al de stilte betreden. Wat zijn mijn overtredingen die ervoor gezorgd hebben dat ik in het Dharmabeëindigings-tijdperk geboren ben? Wat zijn mijn zegeningen die het voor mijn mogelijk gemaakt hebben om het huiselijk leven en familieleven te verlaten? Wat zijn mijn obstakels die mijn ervan hebben weerhouden om zijn gouden lichaam te zien? Wat voor goed geluk heeft het voor mij mogelijk gemaakt om zijn sharira te kunnen zien? Ik overdenk op deze manier. Als ik in het verleden geen goede wortels had geplant, hoe zou ik dan in staat kunnen zijn om de Boeddhadharma te horen? En als ik nog nooit de Boeddhadharma had gehoord, hoe zou ik dan kunnen weten dat de Boeddha altijd goed is voor me?

 

Zijn vriendelijkheid en deugd zijn groter dan de hoogste berg. Als ik faal om een allesomvattende en grote aspiratie voort te brengen om het Bodhisattvapad te cultiveren en om de Boeddhadharma op te richten om levende wezens te redden, zelfs tot het punt dat in het maken van deze inspanning mijn botten wegslijten en mijn lichaam gesloopt wordt, hoe kan ik anders de hoop hebben om zijn vriendelijkheid terug te betalen?

 

Dit is de eerste reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. De Vriendelijkheid van onze Ouders

 

Wat is indachtigheid van de vriendelijkheid van onze ouders? Wee voor mijn ouders! Ik werd met veel moeite geboren. Ik werd negen maanden in de baarmoeder verzorgt en werd drie jaar aan de borst gevoed. Mijn bips werd afgeveegd en mijn luiers verschoond. Ik kreeg lekkernijen te eten terwijl mijn ouders bitter zwoegden. Alleen op deze wijze was ik in staat om op te groeien. Zij enkel hoopte dat ik de familienaam aanzien zou bezorgen en voort zou zetten en dat ik de rituele offeringen aan de voorouders zou voortzetten. Maar ik heb nu mijn huis en familie verlaten, en wordt onterecht een volgeling van Shakyamuni genoemd en heb het lef gehad om de titel van Shramana te aanvaarden. Ik offer geen lekkernijen aan mijn ouders noch veeg ik de graven van mijn voorouders. Gedurende hun levens kan ik hun niet voorzien in hun fysieke behoeften; nadat ze heengaan kan ik hun zielen niet begeleiden. Daardoor heb ik hun in deze wereld veel grief bezorgd en wanneer ze deze wereld verlaten kan ik hun niet helpen. Om te zorgen dat ze zo een dubbel verlies lijden is een ernstige overtreding. Hoe is het mogelijk dat ik de gevolgen kan vermijden!

 

Ik overdenk op deze manier: ik moet altijd het Boeddhapad cultiveren voor honderden kalpa’s en gedurende duizenden levens en overal levende wezens redden door de gehele tien richtingen en de drie tijdsperioden. Ik zal niet alleen mijn eigen ouders van dit leven redden maar zal hetzelfde doen voor mijn ouders van ieder leven. Ik zal niet alleen één persoon zijn ouders redden maar ik zal iedereen zijn ouders redden.

 

Dit is de tweede reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. De Vriendelijkheid van onze Leraren en Ouderlingen

 

Wat is indachtigheid van de vriendelijkheid van onze leraren en ouderlingen? Mijn ouders baarde me en voedde me op, maar was het niet voor onderwijzers en ouderlingen dan zou ik niets van fatsoen en deugdzaamheid weten. Als het niet voor spirituele leraren en ouderlingen was dan zou ik niets van de Boeddhadharma begrijpen. Iemand die niets van fatsoen en deugdzaamheid weet kan als niets meer dan een dier beschouwd worden. Iemand die niets van de Boeddhadharma begrijpt is hetzelfde als een gewoon persoon. Nu kennen we de eerste beginselen van fatsoen en deugdzaamheid en hebben een oppervlakkig begrip van de Boeddhadharma.

 

De kashayasjerp bedekt onze lichamen; de verschillende voorschriften doordringen ons wezen. Wij hebben hen verkregen dankzij de diepgaande vriendelijkheid van onze leraren en ouderlingen. Als we een kleine verwezenlijking zoeken kunnen we slechts onszelf bevoordelen. Binnenin het Grote Voertuig is onze wens om alle wezens te bevoordelen. Op deze manier kunnen we zowel wereldlijke als wereldoverstijgende leraren en ouderlingen plezieren.

 

Dit is de derde reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. De Vriendelijkheid van Donoren

 

Wat is indachtigheid van de vriendelijkheid van donoren? Geeneen van de materialen die we in ons dagelijks leven gebruiken behoord aan ons toe. Pap en rijst voor onze twee maaltijden, kledij voor de vier seizoenen, medicijnen voor onze ziekten – al de onkosten voor onze fysieke behoeften – worden bekostigd door de arbeid van anderen. Om ons te voorzien werken ze hard door de akkers om te ploegen, maar kunnen nauwelijks zelf rondkomen, terwijl wij comfortabel zitten om ons voedsel te ontvangen zijn we nog steeds ontevreden. Onze donoren spinnen en weven zonder te stoppen en ondergaan nog steeds ontberingen, terwijl wij comfortabel zijn met meer kleren dan dat we kunnen dragen. We zijn ons er zelfs ervan onbewust dat we datgene moeten koesteren dat we hebben.

 

Ze leven gedurende hun gehele levens in armzalige en nederige woningen tussen zenuwslopende herrie, terwijl wij in uitgestrekte binnenplaatsen en verlaten hallen verblijven te midden van verfijndheid en rust gedurende het gehele jaar. Ze offeren de vruchten van hun arbeid om onze ijdelheid te bekostigen; hoe kunnen onze harten vredig zijn? Is het redelijk om andermans zijn goederen te gebruiken om onze eigen lichamen te onderhouden? Als we falen om zowel meedogend en wijs te zijn en om onszelf te versieren met zowel zegeningen als wijsheid, zodat de gelovige donoren gezegend worden met vriendelijkheid en levende wezens verlossing verkrijgen, zelfs dan zal één rijstkorrel een schuld veroorzaken. Het zal moeilijk zijn om aan een slechte vergelding te ontsnappen.

 

Dit is de vierde reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. De Vriendelijkheid van Levende Wezens

 

Wat is indachtigheid van de vriendelijkheid van levende wezens? Tijdens leven na leven vanaf lang verstreken kalpa’s ben ik en ieder ander levend wezen elkaars vader en moeder geweest. We zijn goed voor elkaar geweest. Ook al heeft het verstrijken van tijd ons nu gescheiden en in onze verwardheid herkennen we elkaar niet meer, het is enkel logisch dat we hen terugbetalen voor hun moeite. Hoe kunnen we weten of dat we gedurende vorige levens zonen waren van degene die nu vacht en hoorns dragen? Hoe kunnen we weten of dat degene die nu over de vloer kruipen en in de lucht vliegen niet onze vaders waren gedurende vorige levens?

 

Onze ouders waakte onafgebroken over ons maar we verlieten hen toen we jong waren; we zijn opgegroeid en zijn hun gezichten vergeten. Hoeveel minder herinneren we onze families en vrienden van vorige leven, en nu is het moeilijk om ons te herinneren of we eens Smith of Jones hebben geheten. Terwijl onze voorouders in de hellen huilen en schreeuwen of continue als hongerige geesten worden herboren, wie is zich bewust van hun lijden en pijn? Ze vergaan van de honger; wie hoort hun smeekbede? Ik kan hun niet zien of horen maar ze moeten naar redding en bevrijding aan het zoeken zijn. De Soetra’s verhelderen deze situatie met uitzonderlijke helderheid. Enkel de Boeddha kan deze woorden gesproken hebben. Hoe kunnen mensen met onjuiste zienswijzen zich hiervan bewust zijn?

 

Om deze redenen zien Bodhisattva’s, dat zelfs maden en mieren hun ouders waren in vorige levens en de potentie hebben om in de toekomst Boeddha’s te worden. Ze bedenken altijd manieren om hen te helpen en herinneren om hun vriendelijkheid terug te betalen.

 

Dit is de vijfde reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. Het Lijden in Geboorte en Sterven

 

Wat is indachtigheid van het lijden in geboorte en sterven? Sinds verre kalpa’s in het verleden zijn levende wezens en ik altijd verwikkeld geweest in geboorte en sterven en hebben geen bevrijding verkregen. Ofwel onder mensen of in de hemelen, in deze wereld of een andere, we zijn ontelbare keren gestegen en gedaald. We stijgen of dalen in een ogenblik – plotseling een god, plotseling een mens, plotseling een dier, een hongerige geest of een bewoner van de hellen.

 

We verlaten de zwarte poort in de ochtend maar keren s’avonds terug. We klimmen voor een korte tijd uit de put van ijzer maar vallen er dan weer terug in. Terwijl we de berg van messen beklimmen worden onze lichamen gesneden totdat er geen enkel stukje vlees overblijft. Bij het beklimmen van de boom van zwaarden worden onze harten opengesneden. Het hete ijzer stilt onze honger niet; bij het doorslikken worden de lever en ingewanden verbrand. Het brouwsel van kokend koper lest onze dorst niet; bij het drinken wordt het vlees en de botten opgelost. Scherpen zagen zagen het lichaam aan stukken; eenmaal in stukken komt het weer samen. Slimme winden blaast het lichaam; het sterft maar keert weer snel terug tot leven. In de stad van razend vuur, ondergaan we de geluiden van bloedstollende kreten en gejammer. In de pot van kokend olie horen we enkel geschreeuw van ondragelijke pijn. Het lichaam begint te bevriezen en te verharden en lijkt op een blauwe lotusbloem die een knop vormt. Dan breekt het vlees en de adders open zodat het lichaam op een rode lotusbloem in bloei lijkt.

 

In één enkele nacht ondergaan de bewoners van de hellen tienduizend geboortes en sterfgevallen. In één enkele ochtend zijn de ellenden in de hellen wat een mens zou ondergaan gedurende een honderd jaar. De gekwelde opzichters van de hellen raken uitgeput. Wie geloofd dat Koning Yama ons deze waarschuwing niet aan het onderwijzen is? Maar toch alleen wanneer we werkelijk lijden aan het ervaren zijn weten we hoe bitter het is, maar onze spijt komt te laat. Eenmaal vrij vergeten we het weer en creëren hetzelfde karma als voorheen. We slaan de ezel totdat het bloed; wie kan weten dat het onze moeder is in angst? We leiden het varken naar het blok om geslacht te worden; wie kan weten dat het onze vader is in doodsangst? We eten onze eigen zonen op zonder het te beseffen, net als Koning Wen. En we slokken onze eigen familieleden op zonder ze te herkennen. Dit is de gewoonte van alle gewone mensen.

 

De geliefden van weleer zijn nu gezworen vijanden. Rivalen van het verleden zijn nu onze bloedverwante familieleden. Onze moeders van vorige levens zijn nu onze vrouwen van het heden. Onze schoonvaders van het verleden zijn nu onze echtgenoten. Diegene met de kennis van vorige levens herkennen deze veranderingen; zij voelen schaamte en verlegenheid. Diegene met het Hemelse Oog zien deze situaties; zij vinden hen lachwekkend en zielig.

 

Tussen uitwerpselen en viezigheid gaan we door negen moeilijke maanden. We komen uit het pad van pus en bloed in een meelijwekkende toestand. Wanneer we jong zijn weten we niets en kunnen oost en west niet van elkaar onderscheiden. Als volwassenen worden we ons meer bewust maar onze hebzucht en verlangens komen opzetten. In een ogenblik overrompelt ouderdom en ziekte ons; plotseling arriveert de dood. Tussen het gieren van wind en vuur wordt onze ziel verward; onze essentie en bloed zijn uitgeput. Ons vlees en huid vergaat en droogt op. We voelen alsof ijzeren naalden al onze poriën doorboren en alsof messen als onze openingen steken.

 

Wanneer de ziel het lichaam verlaat voel het meer pijn dan een levende schilpad waarvan de schaal wordt afgerukt voordat het in de pot wordt gesmeten. Het bewustzijn heeft geen vast doel. Het flitst haastig van hier naar daar als een reizende koopman. Onze lichamen hebben geen vaste vorm. We verwisselen hen constant alsof we van kamer naar kamer verhuizen in een huis. We hebben meer lichamen gehad en verloren dan er stofkorrels in een biljoen werelden zijn. We hebben meer tranen gelaten bij heengaan dan al het water in de dieptes van de vier zeeën. De stapels van botten rijzen hoger dan bergtoppen. De bergen van lijken zijn groter dan de aarde.

 

Als de Boeddha hier niet over gesproken had, wie zou deze dingen dan kunnen herkennen of zich dat zelfs hebben kunnen voorstellen? Als we de Boeddha zijn Soetra’s niet lezen, hoe kunnen we dan deze waarheden weten en ons ervan bewust zijn? Als we onze begeerte voor liefde en plezier voortzetten zullen we voor altijd onnozel en verward blijven.

 

De ernstige bezorgdheid is dan dat één fout geleid heeft tot een volgende voor tienduizend kalpa’s gedurende duizenden levens. Een menselijk lichaam is moeilijk te verkrijgen en makkelijk te verliezen. Goede tijden gaan snel voorbij en kunnen niet terug gebracht worden. De weg is donker en somber, en scheidingen duren een lange tijd. Ik moet in mijn eentje slechte vergelding in de Drie Paden ondergaan. De pijn is afschuwelijk; wie zou mijn plaats innemen? Zelfs het bespreken van dit onderwerp bevriest mijn hart.

 

We moeten daarom de stroom van geboorte en sterven stoppen, ontsnap uit de oceaan van liefde en verlangen, red onszelf en red anderen, en bereik gezamenlijk de andere oever. Van alle dingen vanaf het begin der tijden tot het heden is dit de meest uitzonderlijke prestatie, maar toch hoeft iemand slechts te beginnen.

 

Dit is de zesde reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. Het Vereren van de Spirituele Aard

 

Wat is het vereren van onze eigen spirituele aard? Het is zo dat in de huidige enkele gedachte ik onmiddellijk één kan zijn met de Tathagata Shakyamuni zonder enig verschil. Waarom is het dan zo dat de Bhagavan ontelbare aantallen kalpa’s in het verleden juiste verlichting heeft verwezenlijkt, en dat wij toch nog steeds troebel, verward en ondersteboven zijn? Waarom zijn wij nog steeds slechts gewone mensen?

 

De Boeddha, de Bhagavan heeft ook grenzeloze spirituele bekwaamheden, wijsheid en de versieringen van verdienste en deugd geperfectioneerd, terwijl wij enkel een oneindig aantal van karmische knopen en kwellingen hebben en zijn gebonden aan geboorte en sterven. Onze bewustzijnen en aarden en die van hem zijn één, maar onze verwardheid en zijn verlichting liggen zover van elkaar als de lucht en de bodemloze afgrond. In stilte overdenk deze aangelegenheid: hoe kunnen we ons niet schamen?

 

Het is alsof we een kostbare parel in een modderpoel hebben laten vallen, omdat we het zo waardeloos als een gebroken tegel beschouwen, evenmin door het te koesteren noch er aandacht aan te schenken. We moeten daarom een oneindig aantal van heilzame Dharma’s gebruiken als tegengif voor onze kwellingen. Door goedheid te cultiveren verkrijgen we verdienste, dan kan de deugd van onze aard te voorschijn komen. Zo wassen we de parel en plaatsen het op een hoge plek, waar het een doordringende schittering uitstraalt die alles overtreft. Dan kunnen we zeggen dat we niet ondankbaar zijn geweest tot de leer van de Boeddha en hebben we onze eigen spirituele aard niet teleurgesteld.

 

Dit is de zevende reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. Het Berouwen van Karmische Obstakels en om te Veranderen

 

Wat is het berouwen van karmische obstakels en om te veranderen? De Soetra’s zeggen dat een voorschriftenhandhaver die één duskrita begaat in de Nirtaka Hel zal vallen voor een periode gelijk aan een vijfhonderd jaar lange levensduur in de Hemel van de Vier Koningen. Duskrita zijn kleine overtredingen, maar voorschriftenhandhavers die hen begaan zullen zo een vergelding ontvangen. Serieuze overtredingen roepen zelfs nog meer lijden op; de vergelding die zij met zich mee brengen is onbeschrijfelijk.

 

Wij breken onafgebroken de voorschriften bij alles dat we in ons dagelijkse leven doen. Met ieder maal dat we eten en met elke druppel dat we drinken schenden we de sila. De overtredingen van één enkele dag zijn niet te berekenen. Hoeveel de groter zijn de overtredingen begaan gedurende kalpa na kalpa! Zij zijn onbeschrijfelijk malen groter.

 

Verder wordt er gezegd: “Van tien mensen die de Vijf Voorschriften ontvangen zullen negen van hen ze overtreden.” Enkelen van hen zullen hun fouten toegeven; meesten verbergen hen. De Vijf Voorschriften zijn de Upasaka Voorschriften maar toch falen we erin om hen perfect na te leven, om maar nog niet te spreken over de Shramanera, Bhikshu en Bodhisattva-voorschriften.

 

Als je ons naar onze titel vraag, zullen wij antwoorden: “Wij zijn Bhikshu’s.” Maar in feiten komen we niet eens in de buurt van het zijn van Upasaka’s. Hoe kunnen we falen om ons te schamen?

 

We moeten beseffen dat het ontvangen van de voorschriften die uiteengezet zijn door de Boeddha’s de keus is van het individu. Wanneer we hen ontvangen hebben moeten we ze niet overtreden. Als we hen niet overtreden is er geen reden voor bezorgdheid. Overtreed hen dan zullen we uiteindelijk zeker vallen.

 

Als we falen om medelijden met onszelf te hebben en met anderen, als we falen om mededogen voor onszelf te hebben en voor anderen, als we falen om harmonieus en oprecht te zijn in woord en daad, als we falen om te zuchten en te huilen, als we falen om pijnlijk vergeving te zoeken en om met alle levende wezens overal te veranderen, dan zal het moeilijk zijn om aan onze verschuldigde slechte vergeldingen van duizenden levens gedurende tientallen duizenden kalpa’s te ontsnappen.

 

Dit is de achtste reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. Wedergeboorte in het Zuivere Land

 

Wat is de wens voor wedergeboorte in het Zuivere Land? Voortgang op het spirituele Pad is moeilijk wanneer we in deze wereld cultiveren. Maar wanneer we eenmaal in die wereld herboren zijn, wordt het worden van een Boeddha gemakkelijk. Omdat cultivatie daar makkelijk is kunnen we in één enkel leven succesvol zijn. Omdat het hier moeilijk is zijn vele kalpa’s verstreken en hebben we nog steeds ons doel niet bereikt. Daarom heeft iedere en elke wijze en waardige uit het verleden dat pad genomen dat naar dat land leidt. En alinea na alinea in al de duizenden Soetra’s en ontelbare Shastra’s wijzen in die richting. Voor cultiveerders in het Dharmabeëindigings-tijdperk overtreft niets deze methode.

 

De Soetra zegt echter dat we daar niet herboren kunnen worden als onze goede daden gering zijn. Enkel dankzij vele daden die zegeningen waardig zijn kunnen we succesvol zijn. Ze zeggen dat niet één van de daden die zegeningen waardig zijn gelijkwaardig is aan het reciteren van de naam van Amitabha Boeddha. Ze zeggen dat niet één van de vele goede daden gelijkwaardig is aan een grote aspiratie van het bewustzijn. Daarom is zelfs het kort reciteren van de Heilige zijn naam beter dan het beoefenen van geven voor honderd jaar. En door simpelweg de grote aspiratie voort te brengen overstijgen we kalpa na kalpa van cultivatie.

 

Zo kan het zijn dat we indachtigheid van de Boeddha beoefenen met de hoop om Boeddha’s te worden, maar als we falen om de grote aspiratie voort te brengen zal onze indachtigheid niet oprecht zijn. We kunnen vastberaden zijn om te cultiveren maar opgeven is makkelijk ongeacht onze aspiratie, tenzij we in het Zuivere Land herboren zijn.

 

Plant daarom een Bodhizaad. Wiedt met de schoffel van indachtigheid van de Boeddha, dan zullen de vruchten van het Pad op natuurlijke wijzen groeien. Zeil het schip van grote geloften om de oceaan van het Zuivere Land te betreden. Dan zullen we zeker in het Westen worden herboren.

 

Dit is de negende reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. De Juiste Dharma

 

Wat is de wens om ervoor te zorgen dat de Juiste Dharma voor een lange tijd in de wereld blijft? Onze Bhagavan voor ons welzijn cultiveerde het Bodhipad gedurende een ontelbaar aantal kalpa’s. Hij kon beoefenen wat moeilijk is om te beoefenen en kon verdragen wat is moeilijk om te verdragen. Zijn oorzaken waren perfect, zijn resultaten waren volledig; daarom werd hij een Boeddha. Na een Boeddha te zijn geworden voltooide hij het onderwijzen van diegene waarmee hij verwantschappen had, en daarna betrad hij Nirvana.

 

Het Juiste Dharmatijdperk en Dharmagelijkenis-tijdperk zijn al beëindigd. Nu zijn we in het Dharmabeëindigings-tijdperk; er zijn onderrichtingen maar geen aanhangers. Niemand kan het onjuiste van het juiste onderscheiden; niemand kan goed van fout herkennen. We beconcurreren en bevechten elkaar. We jagen roem en fortuin na. Kijk rond: de zondvloed is over de gehele wereld verspreid.

 

Niemand weet wie de Boeddha is, wat de Dharma betekent of wat de Sangha vormt. Het verval heeft zo een hachelijk punt bereikt dat iemand nauwelijks kan verdragen om er over te spreken. Iedere keer wanneer ik het overdenk vloeien mijn tranen zonder het te beseffen. Ik ben een volgeling van de Boeddha maar ik ben toch niet in staat om de vriendelijkheid terug te betalen die voor mij verricht is. Ik help mijzelf niet; ik kan anderen niet helpen. Gedurende mijn leven kan ik niets bijdragen aan mijn tijd. Na de dood zal ik geen hulp zijn voor mijn nakomelingen. Ook al is de hemel hoog, het kan me niet bedekken. Ook al is de aarde dik, het kan me niet dragen. Als mijn eigen overtredingen niet extreem ernstig zijn, wiens dan wel? Mijn pijn is daarom onverdraaglijk. Ik heb geen andere keus dan om onmiddellijk mijn minheid te vergeten en om snel de grote aspiratie voort te brengen. Ook al kan ik het lot van het einde van de Dharma in het heden niet terugdraaien, moet ik zeker van plan zijn om de Juiste Dharma in de toekomst te beschermen en te handhaven.

 

Goede vrienden kom daarom samen in de Bodhimanda om de Karmavachana uit te voeren en om Dharmabijeenkomsten te houden. Maak de vierentachtig geloften; maak gelofte na gelofte om levende wezens te redden. Maak een diepgaande aspiratie die voor honderdenduizenden kalpa’s zal voortduren; in gedachte na gedachte, aspireer om een Boeddha te worden.

 

Vanaf deze dag tot het einde der tijden, zweer om aan het eind van ieder leven terug te keren naar de vrede van het Zuivere Land, om op te stijgen naar de negen niveaus van lotusbloemen, en om dan terug te keren naar de Sahawereld. Laat de Boeddhazon nogmaals glorieus schijnen. Open opnieuw de poort van de Dharma. Laat in deze wereld de oceaan van de Sangha helder en zuiver zijn. De mensen van het Oosten zullen onderwezen worden en de kalpa zal verlengd worden. De Juiste Dharma zal lang voortbestaan. Dit is de armzalige maar oprechte aspiratie die ik poog te vervullen.

 

Dit is de tiende reden en voorwaarde voor het voortbrengen van de aspiratie voor het verwezenlijken van Bodhi.

 

 

  1. Aanmoediging

 

Zo kennen we de tien voorwaarden en zijn ons volledig bewust van de acht dharma’s. Zodoende hebben we een poort waarlangs we voortgang kunnen boeken en een fundament voor onze ontwikkeling.

 

We hebben een menselijk lichaam en leven in een gunstig land. Onze zes zintuigen zijn intact en onze lichamen zijn gezond. We hebben volledig geloof en zijn gelukkig zonder demonische obstakels. Verder zijn wij Sanghans in staat geweest om het huiselijk leven te verlaten en om de volledige voorschriften te ontvangen. We hebben een Bodhimanda gevonden en hebben de Boeddhadharma gehoord. We hebben vererend naar de sharira van de Boeddha gekeken en we beoefenen boetedoening; we hebben goede vrienden ontmoet en zijn uitgerust met superieure condities. Als we vandaag falen om de grote aspiratie voort te brengen, waar wachten we op?

 

Ik hoop enkel dat de grote assemblee met mijn eenvoudige oprechtheid zal sympathiseren en mijn serieuze intentie zullen delen. Laten we gezamenlijk deze geloften maken. Laten we gezamenlijk deze aspiratie voortbrengen. Wie nog niet de aspiratie heeft voortgebracht moeten dat nu doen. Wie al de aspiratie heeft voortgebracht moet het versterken. Degene die het al versterkt hebben moeten doorgaan met het boeken van voortgang.

 

Ben niet bang voor moeilijkheden en maak een laffe aftocht. Beschouw deze aangelegenheid niet als iets makkelijks en verspil je tijd roekeloos. Wens niet voor snelle resultaten en faal om door te zetten. Wordt niet laks en faal in je moed. Wordt niet moedeloos en faal om jezelf aan te moedigen. Sta niet toe dat treuzelen je vertraagt. Laat domheid en stompzinnigheid je niet tegenhouden om de aspiratie voort te brengen. Neem niet aan dat je ondiepe wortels heb en dat je daarom niet waardig bent om deel te nemen.

 

Bijvoorbeeld, nadat een boom is geplant, de eens ondiepe wortels verdiepen zich iedere dag. Op dezelfde manier, wanneer een mes wordt geslepen, wordt het eens botte mes scherp. Omdat de wortels klein zijn, zouden we er dan voor kiezen om de boom niet te planten en om het toe te staan te verdorren? Omdat het mes bot is, is dat nog geen reden om het niet te slijpen en om het opzij te leggen als nutteloos.

 

 

  1. Conclusie

 

Als we verder het gevoel hebben dat cultivatie ons laat lijden is dat omdat we niet weten dat laksheid ons zelfs meer zal laten lijden. Cultivatie houdt een korte periode van ijverige inspanning in, maar het brengt vrede en geluk voor eindeloze kalpa’s. Eén leven van laksheid en werk afschuiven resulteert in lijden voor vele aankomende levens.

 

Bovendien met het Zuivere Land als ons schip, welke angst is er dan dat we zullen terugtrekken? Wanneer we eenmaal de kracht van geduld met het niet-bestaan van wezens en fenomenen verkrijgen welke moeilijkheid kan ons dan nog storen? Wanneer we weten dat er zelfs in vroegere kalpa’s overtreders in de hellen waren die in staat waren om zichzelf op Bodhi te aspireren, hoe kunnen wij als menselijke volgelingen van de Boeddha in dit leven falen om grote geloften te maken?

 

Sinds tijd zonder begin zijn we vertroebeld en verward geweest. Het is nutteloos om met onszelf te vechten over het verleden, maar we kunnen nu ontwaken, en in de toekomst kunnen we het goedmaken.

 

Aangezien dat we verward zijn en nog niet verlicht zijn, zijn we zeker meelijwekkend. Maar als we weten dat we moeten cultiveren maar we falen om te beoefenen dan zijn we helemaal zielig. Als we bang zijn voor het lijden in de hellen, zullen we vanzelfsprekend ijverig zijn. Als we ons het op handen zijnde van de dood herinneren zullen we niet lui worden. We moeten verder de Boeddhadharma als onze zweep nemen en goede vrienden vinden die ons aanmoedigen. Verlaat hen niet voor deze korte periode. Vertrouw op hen tot het einde van je leven. Dan hoef je niet bang te zijn dat je terugtrekt.

 

Zeg niet dat één gedachte een klein ding is. Heb niet het gevoel dat geloften leeg en nutteloos zijn. Als onze aspiraties echt zijn dan kunnen we onze doelen realiseren. Wanneer onze geloften een uitgestrekte reikwijdte hebben zal onze beoefening diep gaan. Lege ruimte is niet groot maar de ultieme aspiratie is gigantisch. Vajra is niet duurzaam maar geloftekracht is uiterst duurzaam.

 

Grote Assemblee! Als je werkelijk mijn woorden kan accepteren, dan vanaf nu af aan, zweer allemaal broederschap in het gevolg van Bodhi en signeer een verdrag van verwantschap in een lotusbloemgenootschap. We zweren om herboren te worden in het Zuivere Land, om gezamenlijk Amitabha Boeddha te zien, om gezamenlijk levende wezens te transformeren en om gezamenlijk Juiste Verlichting te bereiken.

 

Hoe weten we dat onze toekomstige perfectie van de tweeëndertig kenmerken en de honderd gezegende versieringen niet op deze dag begint dat we deze aspiratie voortbrengen en onze geloften maken? Ik hoop dat de leden van de grote assemblee elkaar zullen aansporen. Wat een geluk! Hoe fortuinlijk we zijn.